Toen Blanchet Gilles verteld had dat hij naar Italië ging, had deze hem gevraagd om uit te kijken naar iemand die demonen kon oproepen en die verstand had van alchimie. Nadat Blanchet zijn eigen zaken in Italië had afgehandeld, zaken die vermoedelijk iets met de kerk te maken hadden, herinnerde hij zich de belofte aan zijn heer. Hij had nog voldoende geld over om er een poosje goed van te leven en hij was daarvoor in Florence aan het goede adres. De stad begon juist aan een periode van luister en bloei onder de leiding van Cosimo de Medici, die onlangs uit zijn ballingschap was teruggekeerd en die opdrachten gaf aan kunstenaars zoals Brunelleschi, Filippo Lippi, Fra Angelico en Donatello. De cultuur, de weelde van de stad en het uitgaansleven boden een prettige atmosfeer om het er goed van te nemen. Intussen liet Blanchet waarschijnlijk hier en daar in bedekte termen weten dat hij een magiër zocht.
Tijdens zijn verblijf ontmoette hij een zekere magister de Montpulciano en deze stelde hem voor aan François Prelati. De twee mannen trokken een poosje met elkaar op, waarbij Dom Eustache betaalde voor het verfijnde eten en de uitgelezen wijnen die ze gebruikten, ongetwijfeld met het oogmerk om de jongere man aan de haak van zijn meester te slaan. Blanchet vertelde tijdens het proces over een beslissend gesprek dat in de stukken vrij letterlijk is overgeleverd.
Blanchet ondervroeg Prelati: "Kun je ook alchimie bedrijven en demonen oproepen?"
"Ja, dat kan ik."
"Wil je soms meekomen naar Frankrijk?"
"Er is daar wel iemand die ik ken, Martellis, een familielid dat in Nantes woont in Bretagne. Die zou ik wel graag eens opzoeken."
"Wel, er woont in datzelfde deel van Frankrijk een hoge heer, de heer de Rais, die graag iemand in zijn dienst wil hebben die verstand heeft van dergelijke kunsten. Als je er echt goed in bent en als je wilt meekomen naar die heer, dan kun je er je fortuin maken."
Prelati wilde wel. Hij nam zijn boek met bezweringen en aantekeningen over alchimie in zijn bagage mee en ze aanvaardden de moeizame reis naar Bretagne. Toen ze na weken even uitrustten in Saint Florent le Vieil, meldde Blanchet alvast per brief dat het hem gelukt was om iemand te vinden. Gilles was daar best mee in zijn schik en stuurde meteen vier mannen om hen onderweg te begeleiden. Toen ze het laatste deel van de reis hadden afgelegd, ontving de slotheer opgetogen op Tiffauges de nieuwe magiër. Het was 14 mei 1439.1
Zestien maanden werkte Prelati voor Gilles de Rais. Hij had samen met de goudsmid Jean Petit een kamer bij een oude vrouw die Perrote heette. Samen met de baron en de goudsmid werkte hij aan alchimistische proefnemingen, maar we mogen aannemen dat dit niet veel opleverde.
Na enige tijd maakte François kennis met een man die uit Bretagne kwam en die in Tiffauges verbleef om de vrouw van de garnizoenscommandant te helpen in verband met een oogkwaal waaraan zij leed. Deze Breton, die bij de commandant in huis woonde, had een boek in zijn bezit dat in zwart leer gebonden was en waarin zwarte schrifttekens en rode opschriften stonden. Het boek bestond deels uit papier en deels uit perkament en bevatte gegevens over het aanroepen van demonen, over de medische wetenschap die de man uitoefende en over astrologie. Omdat de alchimie weinig vorderingen te zien gaf, stelde Prelati Gilles voor om de bezweringen uit dit boek en uit zijn eigen boek eens uit te proberen. De baron had er geen bezwaar tegen om van het goudmaken maar weer eens op het geestenbezweren over te stappen, al had hij daar weinig goede ervaringen mee.
Over de eerste bezwering van François Prelati, die plaatsvond in de grote benedenzaal van Tiffauges, zijn we bijzonder goed ingelicht door de getuigenissen van hemzelf, van Gilles en van diens knecht Poitou. Verder waren De Sillé en Henriet aanwezig. Het was een zomeravond in juni of juli 1439. Poitou getuigde later dat Prelati met de punt van een zwaard twee concentrische cirkels op de grond maakte en dat hij deze cirkels in vieren verdeelde. In de vier kwadranten maakte hij kruisen en letters en een soort heraldische tekens. Naar bepaalde punten in de cirkel droegen de knechten de benodigdheden voor de plechtigheid: houtskool, wierook en een magnetische steen die in het Frans ‘pierre d’aimant’ genoemd werd. Dat is niet een verbastering van diamant maar een ander woord voor magnetiet, een grijs-zwarte vorm van ijzeroxide. Verder een pot met aarde, toortsen, kandelaars en een paar andere dingen, waaronder ook de beide boeken. In de pot werd op de aarde een vuur aangelegd met houtskool.
Vervolgens maakte Prelati op een speciale plaats in een hoek een ander teken dat er heraldisch uitzag en dat volgens Poitou leek op de kop van een dier. Toen stak hij nog een vuur aan en liet hij de vier ramen van het vertrek openzetten, die volgens de getuigen in de vorm van een kruis tegenover elkaar stonden. Zo kon de zomerse avondlucht binnenkomen en niet alleen de lucht...
De knechten moesten nu het vertrek verlaten, zodat Gilles en Prelati alleen achterbleven. De magiër gaf de bedienden de instructie dat ze de deuren moesten bewaken en dat ze niet mochten afluisteren wat er werd gezegd; de spreuken van de bezwering waren tenslotte zeer geheim. Ook werd het hun verboden om ooit aan andere mensen door te vertellen wat er die avond gebeurde. Natuurlijk legden ze toch hun oor tegen de deur om maar iets op te vangen en hun nieuwsgierigheid werd beloond. Ze hoorden luide, hoge stemmen en Blanchet dacht dat hij Prelati hoorde roepen: "Kom Satan" of "Kom ons te hulp". Hij hoorde nog wel andere dingen door de deur, maar die kon hij niet goed verstaan.
De mannen kregen de schrik van hun leven toen ze een luid geraas hoorden alsof er een viervoetig dier over het dak van het huis liep en ze dachten dat het kennelijk zware en reusachtige wezen door het dakvenster naar binnen trachtte te komen. Was dit de demon Barron in de gedaante van een dier? Toen ging er een ijskoude wind door het kasteel, of althans over de ruggen van de aanwezige mannen.
Prelati zelf vertelde later wat er binnen gebeurd was. Op de brandende houtskool, die hij in de pot met aarde bij de muur had gezet, strooide hij het magnetische poeder en verder wierook, mirre en aloë, zodat er weldra een welriekende geur opsteeg die zich langzaam door het vertrek verbreidde. Prelati en Gilles, die zich naar alle waarschijnlijkheid in de cirkel hadden opgesteld, lazen om beurten met plechtige stem uit de boeken formules voor om de demonen op te roepen: "Conjuro vos, Barron, Sathan, Belial et Belzebuth, per Patrem et Filium et Spiritum Sanctum, per Virginem Mariam et Omnes Sanctos, ut appareatis hic presencialiter ad loquendum nobiscum et faciendum voluntatem nostram." (Ik bezweer u, Barron, Sathan, Belial en Belzebuth, bij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, bij de Maagd Maria en alle heiligen, dat gij hier in persoon verschijnt om met ons te spreken en onze wil te doen.) Het zal dezelfde formule zijn geweest die Prelati in Italië gebruikte om Barron op te roepen. Het valt op dat de drie-eenheid en Maria werden aangeroepen om een verboden, duivelse bezwering uit te voeren.
Tegelijkertijd brachten ze bloedige offers door de keel af te snijden van een levende haan en een levende duif en een levende tortelduif, zoals ze eerder aan Barron beloofd hadden. Prelati verwachtte dat dit zou verhinderen dat de boze geesten de mannen schade zouden toebrengen. Als tegenprestatie voor de offers zouden volgens hem de demonen de vindplaatsen van verborgen schatten aanwijzen, onderwijs geven in de filosofie en in het algemeen ‘hun handelingen leiden’.
Ze probeerden het op allerlei manieren, staande en zittend en knielend, maar het hielp niet: als ze uitgeput zwegen en luisterden, weerklonk er geen geluid behalve de nachtelijke wind. Hoe driftig de magister ook de bladen van zijn boek omsloeg, er kwam zelfs niet het kleinste duiveltje. Bijna twee uur lang waren ze ingespannen bezig voordat ze ermee ophielden. Ontevreden en boos ging de baron naar bed.2 Het patroon van mislukkingen was weer eens bevestigd.
De sfeer was de volgende dag waarschijnlijk om te snijden. Prelati voelde zich in elk geval gedwongen om een verklaring te bedenken waarom zijn ritueel niet het bedoelde effect had gehad. Waarschijnlijk wist hij Gilles ervan te overtuigen dat zijn aanwezigheid een storende factor bij de bezwering was geweest en de komst van de duivels had verhinderd, want in de toekomst zien we de slotheer nog maar zelden in persoon aanwezig bij de plechtigheden. Wel beloofde de Italiaan dat hij het opnieuw zou proberen.
Daarom werd direct de volgende avond een nieuwe poging gedaan, nu in de open lucht. Verwachtte François Prelati dat de demonen op deze manier eerder zouden verschijnen dan wanneer ze door het venster naar binnen moesten komen? Poitou vergezelde de magiër als enige. Prelati had hem gezegd dat er geen enkel gevaar zou zijn, maar de knecht had de schrik nog in de knieën vanwege de enge geluiden van de vorige avond. Hij ging alleen maar mee omdat zijn heer hem dat bevolen had.
Laat op de avond verlieten ze het kasteel, beladen met een boek, kaarsen, vuur, houtskool, een toorts, pierre d’aimant, wierook en diverse andere reukstoffen. Het was een kwartier lopen in de richting van Montaigu totdat ze bij een weide kwamen, "een boogschot van het meertje verwijderd ". Vlakbij stond een oud, verlaten huis en het decor leek rijp voor de verschijning van een duivel.
De plechtigheid werd op dezelfde manier uitgevoerd als de vorige avond, maar nu buiten: Prelati tekende in de grond zijn cirkels met een kruis erin en magische tekens. De bezweerder nodigde Poitou uit om in de cirkel te komen staan en deze gehoorzaamde. Toen de knecht in zijn angst het kruisteken wilde maken, verbood Prelati hem dat stellig.
De formules die de magiër vervolgens begon op te zeggen, kon Poitou niet verstaan omdat hij natuurlijk geen Latijn had geleerd; alleen de naam ‘Barron’ kwam hem wel bekend voor. In het geheim sloeg hij toch snel een kruis. Het was waarschijnlijk bij deze gelegenheid dat Prelati een brief van Gilles voor Barron bij zich had. In het eigenhandig geschreven document stond in het Frans het volgende: "Kom volgens mijn wens en ik zal je alles geven wat je wilt, behalve mijn ziel en mijn leven." De brief was net als de brief voor de trompetter Dumesnil door de edelman zelf ondertekend. We weten hoe Gilles’ handtekening eruit zag want een document van 6 mei 1439 waarin hij Champtocé afstaat aan de hertog van Bretagne, bevat zijn eigenhandig geschreven naam ‘Gilles’.
[illo: Handtekening van Gilles de Rais op een ontvangstbewijs van 6 mei 1439. ]
Met zijn eigen bloed ondertekende ook hij een ander stuk, dat aan de demon Barron werd aangeboden.
Ze bleven ongeveer een halfuur op de weide proberen om de geest op te roepen, maar opnieuw wilde deze niet verschijnen. Toen ze de attributen hadden ingepakt en weer terug wilden gaan, begon het plotseling met stromen te regenen. De wind blies heftig en er heerste een beklemmende, diepe duisternis, zodat ze maar met moeite de weg terug konden vinden. Thuisgekomen gaf Prelati de brief aan zijn opdrachtgever terug omdat de duivel zich niet vertoond had.3
Toen de demon maar niet verscheen, ook niet nadat Prelati nog verschillende pogingen in het werk had gesteld, begon Gilles zich eindelijk toch af te vragen hoe dat kwam. Hij drong wat harder aan bij de Italiaan en deze voerde in zijn eentje een bezwering uit waarbij Barron zich volgens zijn zeggen wel vertoonde. Toen hij vroeg waarom de demon in het verleden steeds maar niet verscheen, antwoordde de demon dat Gilles veel beloftes aan de boze geest had gedaan, maar dat deze zich er niet aan gehouden had. Als hij wilde dat de duivel verscheen, moest hij een haan of een duif offeren, voor zover hij althans niet iets belangrijks wilde vragen. Als hij echter iets van groot belang wilde, moest hij één of meer lichaamsdelen van een jongetje offeren.
Tijdens zijn verblijf ontmoette hij een zekere magister de Montpulciano en deze stelde hem voor aan François Prelati. De twee mannen trokken een poosje met elkaar op, waarbij Dom Eustache betaalde voor het verfijnde eten en de uitgelezen wijnen die ze gebruikten, ongetwijfeld met het oogmerk om de jongere man aan de haak van zijn meester te slaan. Blanchet vertelde tijdens het proces over een beslissend gesprek dat in de stukken vrij letterlijk is overgeleverd.
Blanchet ondervroeg Prelati: "Kun je ook alchimie bedrijven en demonen oproepen?"
"Ja, dat kan ik."
"Wil je soms meekomen naar Frankrijk?"
"Er is daar wel iemand die ik ken, Martellis, een familielid dat in Nantes woont in Bretagne. Die zou ik wel graag eens opzoeken."
"Wel, er woont in datzelfde deel van Frankrijk een hoge heer, de heer de Rais, die graag iemand in zijn dienst wil hebben die verstand heeft van dergelijke kunsten. Als je er echt goed in bent en als je wilt meekomen naar die heer, dan kun je er je fortuin maken."
Prelati wilde wel. Hij nam zijn boek met bezweringen en aantekeningen over alchimie in zijn bagage mee en ze aanvaardden de moeizame reis naar Bretagne. Toen ze na weken even uitrustten in Saint Florent le Vieil, meldde Blanchet alvast per brief dat het hem gelukt was om iemand te vinden. Gilles was daar best mee in zijn schik en stuurde meteen vier mannen om hen onderweg te begeleiden. Toen ze het laatste deel van de reis hadden afgelegd, ontving de slotheer opgetogen op Tiffauges de nieuwe magiër. Het was 14 mei 1439.1
Zestien maanden werkte Prelati voor Gilles de Rais. Hij had samen met de goudsmid Jean Petit een kamer bij een oude vrouw die Perrote heette. Samen met de baron en de goudsmid werkte hij aan alchimistische proefnemingen, maar we mogen aannemen dat dit niet veel opleverde.
Na enige tijd maakte François kennis met een man die uit Bretagne kwam en die in Tiffauges verbleef om de vrouw van de garnizoenscommandant te helpen in verband met een oogkwaal waaraan zij leed. Deze Breton, die bij de commandant in huis woonde, had een boek in zijn bezit dat in zwart leer gebonden was en waarin zwarte schrifttekens en rode opschriften stonden. Het boek bestond deels uit papier en deels uit perkament en bevatte gegevens over het aanroepen van demonen, over de medische wetenschap die de man uitoefende en over astrologie. Omdat de alchimie weinig vorderingen te zien gaf, stelde Prelati Gilles voor om de bezweringen uit dit boek en uit zijn eigen boek eens uit te proberen. De baron had er geen bezwaar tegen om van het goudmaken maar weer eens op het geestenbezweren over te stappen, al had hij daar weinig goede ervaringen mee.
Over de eerste bezwering van François Prelati, die plaatsvond in de grote benedenzaal van Tiffauges, zijn we bijzonder goed ingelicht door de getuigenissen van hemzelf, van Gilles en van diens knecht Poitou. Verder waren De Sillé en Henriet aanwezig. Het was een zomeravond in juni of juli 1439. Poitou getuigde later dat Prelati met de punt van een zwaard twee concentrische cirkels op de grond maakte en dat hij deze cirkels in vieren verdeelde. In de vier kwadranten maakte hij kruisen en letters en een soort heraldische tekens. Naar bepaalde punten in de cirkel droegen de knechten de benodigdheden voor de plechtigheid: houtskool, wierook en een magnetische steen die in het Frans ‘pierre d’aimant’ genoemd werd. Dat is niet een verbastering van diamant maar een ander woord voor magnetiet, een grijs-zwarte vorm van ijzeroxide. Verder een pot met aarde, toortsen, kandelaars en een paar andere dingen, waaronder ook de beide boeken. In de pot werd op de aarde een vuur aangelegd met houtskool.
Vervolgens maakte Prelati op een speciale plaats in een hoek een ander teken dat er heraldisch uitzag en dat volgens Poitou leek op de kop van een dier. Toen stak hij nog een vuur aan en liet hij de vier ramen van het vertrek openzetten, die volgens de getuigen in de vorm van een kruis tegenover elkaar stonden. Zo kon de zomerse avondlucht binnenkomen en niet alleen de lucht...
De knechten moesten nu het vertrek verlaten, zodat Gilles en Prelati alleen achterbleven. De magiër gaf de bedienden de instructie dat ze de deuren moesten bewaken en dat ze niet mochten afluisteren wat er werd gezegd; de spreuken van de bezwering waren tenslotte zeer geheim. Ook werd het hun verboden om ooit aan andere mensen door te vertellen wat er die avond gebeurde. Natuurlijk legden ze toch hun oor tegen de deur om maar iets op te vangen en hun nieuwsgierigheid werd beloond. Ze hoorden luide, hoge stemmen en Blanchet dacht dat hij Prelati hoorde roepen: "Kom Satan" of "Kom ons te hulp". Hij hoorde nog wel andere dingen door de deur, maar die kon hij niet goed verstaan.
De mannen kregen de schrik van hun leven toen ze een luid geraas hoorden alsof er een viervoetig dier over het dak van het huis liep en ze dachten dat het kennelijk zware en reusachtige wezen door het dakvenster naar binnen trachtte te komen. Was dit de demon Barron in de gedaante van een dier? Toen ging er een ijskoude wind door het kasteel, of althans over de ruggen van de aanwezige mannen.
Prelati zelf vertelde later wat er binnen gebeurd was. Op de brandende houtskool, die hij in de pot met aarde bij de muur had gezet, strooide hij het magnetische poeder en verder wierook, mirre en aloë, zodat er weldra een welriekende geur opsteeg die zich langzaam door het vertrek verbreidde. Prelati en Gilles, die zich naar alle waarschijnlijkheid in de cirkel hadden opgesteld, lazen om beurten met plechtige stem uit de boeken formules voor om de demonen op te roepen: "Conjuro vos, Barron, Sathan, Belial et Belzebuth, per Patrem et Filium et Spiritum Sanctum, per Virginem Mariam et Omnes Sanctos, ut appareatis hic presencialiter ad loquendum nobiscum et faciendum voluntatem nostram." (Ik bezweer u, Barron, Sathan, Belial en Belzebuth, bij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, bij de Maagd Maria en alle heiligen, dat gij hier in persoon verschijnt om met ons te spreken en onze wil te doen.) Het zal dezelfde formule zijn geweest die Prelati in Italië gebruikte om Barron op te roepen. Het valt op dat de drie-eenheid en Maria werden aangeroepen om een verboden, duivelse bezwering uit te voeren.
Tegelijkertijd brachten ze bloedige offers door de keel af te snijden van een levende haan en een levende duif en een levende tortelduif, zoals ze eerder aan Barron beloofd hadden. Prelati verwachtte dat dit zou verhinderen dat de boze geesten de mannen schade zouden toebrengen. Als tegenprestatie voor de offers zouden volgens hem de demonen de vindplaatsen van verborgen schatten aanwijzen, onderwijs geven in de filosofie en in het algemeen ‘hun handelingen leiden’.
Ze probeerden het op allerlei manieren, staande en zittend en knielend, maar het hielp niet: als ze uitgeput zwegen en luisterden, weerklonk er geen geluid behalve de nachtelijke wind. Hoe driftig de magister ook de bladen van zijn boek omsloeg, er kwam zelfs niet het kleinste duiveltje. Bijna twee uur lang waren ze ingespannen bezig voordat ze ermee ophielden. Ontevreden en boos ging de baron naar bed.2 Het patroon van mislukkingen was weer eens bevestigd.
De sfeer was de volgende dag waarschijnlijk om te snijden. Prelati voelde zich in elk geval gedwongen om een verklaring te bedenken waarom zijn ritueel niet het bedoelde effect had gehad. Waarschijnlijk wist hij Gilles ervan te overtuigen dat zijn aanwezigheid een storende factor bij de bezwering was geweest en de komst van de duivels had verhinderd, want in de toekomst zien we de slotheer nog maar zelden in persoon aanwezig bij de plechtigheden. Wel beloofde de Italiaan dat hij het opnieuw zou proberen.
Daarom werd direct de volgende avond een nieuwe poging gedaan, nu in de open lucht. Verwachtte François Prelati dat de demonen op deze manier eerder zouden verschijnen dan wanneer ze door het venster naar binnen moesten komen? Poitou vergezelde de magiër als enige. Prelati had hem gezegd dat er geen enkel gevaar zou zijn, maar de knecht had de schrik nog in de knieën vanwege de enge geluiden van de vorige avond. Hij ging alleen maar mee omdat zijn heer hem dat bevolen had.
Laat op de avond verlieten ze het kasteel, beladen met een boek, kaarsen, vuur, houtskool, een toorts, pierre d’aimant, wierook en diverse andere reukstoffen. Het was een kwartier lopen in de richting van Montaigu totdat ze bij een weide kwamen, "een boogschot van het meertje verwijderd ". Vlakbij stond een oud, verlaten huis en het decor leek rijp voor de verschijning van een duivel.
De plechtigheid werd op dezelfde manier uitgevoerd als de vorige avond, maar nu buiten: Prelati tekende in de grond zijn cirkels met een kruis erin en magische tekens. De bezweerder nodigde Poitou uit om in de cirkel te komen staan en deze gehoorzaamde. Toen de knecht in zijn angst het kruisteken wilde maken, verbood Prelati hem dat stellig.
De formules die de magiër vervolgens begon op te zeggen, kon Poitou niet verstaan omdat hij natuurlijk geen Latijn had geleerd; alleen de naam ‘Barron’ kwam hem wel bekend voor. In het geheim sloeg hij toch snel een kruis. Het was waarschijnlijk bij deze gelegenheid dat Prelati een brief van Gilles voor Barron bij zich had. In het eigenhandig geschreven document stond in het Frans het volgende: "Kom volgens mijn wens en ik zal je alles geven wat je wilt, behalve mijn ziel en mijn leven." De brief was net als de brief voor de trompetter Dumesnil door de edelman zelf ondertekend. We weten hoe Gilles’ handtekening eruit zag want een document van 6 mei 1439 waarin hij Champtocé afstaat aan de hertog van Bretagne, bevat zijn eigenhandig geschreven naam ‘Gilles’.
[illo: Handtekening van Gilles de Rais op een ontvangstbewijs van 6 mei 1439. ]
Met zijn eigen bloed ondertekende ook hij een ander stuk, dat aan de demon Barron werd aangeboden.
Ze bleven ongeveer een halfuur op de weide proberen om de geest op te roepen, maar opnieuw wilde deze niet verschijnen. Toen ze de attributen hadden ingepakt en weer terug wilden gaan, begon het plotseling met stromen te regenen. De wind blies heftig en er heerste een beklemmende, diepe duisternis, zodat ze maar met moeite de weg terug konden vinden. Thuisgekomen gaf Prelati de brief aan zijn opdrachtgever terug omdat de duivel zich niet vertoond had.3
Toen de demon maar niet verscheen, ook niet nadat Prelati nog verschillende pogingen in het werk had gesteld, begon Gilles zich eindelijk toch af te vragen hoe dat kwam. Hij drong wat harder aan bij de Italiaan en deze voerde in zijn eentje een bezwering uit waarbij Barron zich volgens zijn zeggen wel vertoonde. Toen hij vroeg waarom de demon in het verleden steeds maar niet verscheen, antwoordde de demon dat Gilles veel beloftes aan de boze geest had gedaan, maar dat deze zich er niet aan gehouden had. Als hij wilde dat de duivel verscheen, moest hij een haan of een duif offeren, voor zover hij althans niet iets belangrijks wilde vragen. Als hij echter iets van groot belang wilde, moest hij één of meer lichaamsdelen van een jongetje offeren.