In de Inleiding heb ik verteld hoe de wereld in februari 2001 voor het eerst hoorde over het bestaan van Al Qaida. Dat gebeurde tijdens het proces tegen de terroristen die een aanslag hadden gepleegd op de Amerikaanse ambassades in Nairobi en Dar es Salaam.
Welke waarde had deze getuigenis? Hoe betrouwbaar was de kroongetuige Jamal al-Fadl?
In 1996 probeerde Jamal al-Fadl zijn verhaal te slijten bij verschillende Amerikaanse ambassades, maar zonder succes. In Eritrea kreeg hij beet omdat een beambte wel iets in zijn verhaal zag. De motivatie van Al Fadl was niet een plotselinge aanval van berouw over wat hij gedaan had. Hij had in Soedan gewerkt in dienst van de bouwbedrijven van Osama bin Laden en hij was volgens eigen zeggen zelfs directeur van een fabriek geweest. Bij financiële transacties had hij gemerkt dat sommige van de werknemers van Bin Laden veel meer verdienden dan hij, soms wel twaalfhonderd dollar in de maand, terwijl hij zelf maar vijfhonderd dollar kreeg. Daarom begon hij bij allerlei transacties die hij voor zijn baas deed, wat geld in zijn eigen zak te steken.
V Kunt u de jury vertellen welk bedrag, in dollars, u ongeveer hebt gestolen van Usama bin Laden?
A Het is ongeveer 100.000 dollars of 10.000 dollars.
V Pardon?
A 110.000 dollars.
V Kunt u kort beschrijven op welke manier u het geld van Usama bin Laden hebt gestolen?
A Hoe?
V Ja.
A Hoe?
V Ja.
A In die tijd kopen we wat spul komt van buiten en wat spul kopen we van andere zaak in Soedan, zoals suiker, en we verkopen het aan plaatselijke bedrijven. En ik, omdat ik weet iedereen koopt dit spul, hij gaat er een boel geld mee verdienen en een boel mensen, zij willen het spul kopen. En ik zeg, wel, ik vraag ze om commissie, wij - de mensen kopen de voorraden of het spul, dat betekent zij geven mij commissie.
En ik heb een neef, en ik zei hem dat, en ik vertelde hem ik kan je olie geven, veel olie, en ik kan je suiker geven en ik kan wachten tot je makkelijker kunt betalen. En hij zegt, hij vertelt me dat is goed.
V En heeft u die commissie daadwerkelijk geïnd?
A Ja.
V En was het uw indruk dat u toestemming had om die commissies te vragen?
A Nee.
V Kwam er een moment dat de mensen van Al Qaida in de gaten kregen dat er geld weg was?
A Ja.
Een andere medewerker rapporteerde de kwestie aan Osama bin Laden. Deze zei tegen Al Fadl dat hij alleen vergiffenis kon krijgen als hij al het geld terugbetaalde, maar van het gestolen bedrag was intussen nog maar twintigduizend dollar over, want Jamal leefde graag op grote voet.
Om aan de boosheid van Bin Laden of vervolging door de Soedanese autoriteiten te ontkomen probeerde Al Fadl toegang te krijgen tot Amerika, waar hij eerder een paar jaar gewoond had. Dat Osama bin Laden geld beschikbaar stelde voor terroristische activiteiten tegen de Verenigde Staten, was informatie die hij daarbij goed kon gebruiken. Agenten van de FBI brachten hem naar Amerika en namen hem op in het Witness Protection Program. Zij vonden hem wel een aardige vent, maar erg onbeheerst en onberekenbaar. Ze gaven hem de bijnaam Junior.
De bruikbaarheid van Junior bleek pas bij het proces tegen de verdachten van de aanslagen in Kenia en Tanzania. De aanklagers hadden vier verdachten gearresteerd, maar zij wilden ook aan de wens van Clinton tegemoetkomen en Osama bin Laden vervolgen. Daarvoor hadden zij de RICO act nodig. De Racketeer Influenced and Corrupted Organizations Act was in 1970 aangenomen om leden van criminele organisaties zoals mafiafamilies te vervolgen. Het was toen al enige tijd duidelijk dat de opdrachtgevers en leiders van bendes vaak buitenspel bleven doordat ze niet aan de uitvoering van criminele handelingen meededen. Onder de RICO-wetgeving was lidmaatschap van een criminele organisatie al voldoende om iemand te vervolgen. Het was ook mogelijk om voorafgaande aan het proces beslag te leggen op iemands bezittingen, zodat hij zelfs geen goede advocaat kon betalen. Dat zou de Amerikaanse overheid later ook met de tegoeden van Bin Laden doen.
De RICO act was bedacht om op te treden tegen organisaties zoals mafiafamilies en drugsbendes. Osama bin Laden was echter iets heel anders: een bouwondernemer die ook trainingskampen had opgezet en die terroristen geld verschafte voor aanslagen op de Verenigde Staten. Hij had niet een gestructureerde organisatie met allerlei functionarissen, bestuurslagen, leden en een reglement.
Er waren terroristen in allerlei landen die in hun eigen land probeerden, de regering omver te werpen of die aanslagen pleegden om de besluitvorming in de politiek te beïnvloeden. Met zijn dikke buidel kon Osama bin Laden die moslimstrijders helpen.
‘En opeens kwam daar uit het niets deze Junior’, zei FBI-agent Coleman. ‘Dat was me wat. Hij vertelt hoe ze werken, wat hun plannen zijn, hoe ze mensen werven. Zijn levensverhaal wordt de basis van de aanklacht, hij is een levend corpus delicti dat in de getuigenbank gaat zitten en de jury in de ogen kijkt. Dit is enorm!’
Jamal al-Fadl beschreef een oprichtingsvergadering einde 1989 of in de loop van 1990.
Hij kon niets vertellen over een oprichtingsvergadering in 1988 omdat hij pas aan het einde van dat jaar in Pakistan arriveerde. De vergadering waarover hij wel rapporteerde, werd gehouden nadat hij al maanden in Afghanistan had gevochten. Bij die bijeenkomst waren noch Abdullah Azzam noch Osama bin Laden aanwezig. De leider heette Abu Ubaidah al Banshiri, maar hij was wel verantwoording schuldig aan Bin Laden.
Dit is in elk geval in strijd met alle andere verhalen over de oprichting: het zou betekenen dat Bin Laden niet bij de oprichting van Al Qaeda aanwezig was. Het verhaal doet minder denken aan de stichting van een beweging dan aan het ondertekenen van een arbeidscontract.
In de beschrijving van Al Fadl werd de organisatie van Osama bin Laden iets dat sterk leek op een groot bedrijf. Er bestond een adviesraad, die eigenlijk een soort raad van bestuur was, terwijl Bin Laden de functie van president-directeur had. Dat was ook wel logisch, want Bin Laden was de directeur van een bouwbedrijf in Soedan. Het geheel moest wel de trekken van een criminele samenzwering krijgen, dus Al Fadl vertelde dat de terroristen een eed van trouw aan Al Qaida moesten afleggen, precies zoals de leden van de mafia dat deden voor hun eigen genootschap.
Osama bin Laden was natuurlijk het hoofd en hij werd in de processtukken ook wel de Senior Operations Chief genoemd. De keuze van deze term alleen al wijst natuurlijk op invloed van de Amerikaanse agenten. Bin Laden werd bijgestaan door de Shura Raad, die bestond uit twintig tot dertig vooraanstaande leden van Al Qaida. De Militaire Commissie zorgde volgens Al Fadl voor training en het plannen van aanslagen. Om te zorgen dat de leden in het rechte spoor bleven, was er de Commissie van de Wet, die het handelen van de leden tegen het licht van de Sharia hield. Ten slotte was er nog de Fatwacommissie die religieuze uitspraken voorbereidde.
In werkelijkheid was er echter geen piramidale organisatie met een hiërarchische structuur. Bin Laden probeerde niet openlijk zijn gezag op te leggen aan terroristen, hij was iemand aan wie men om geld vroeg. Zijn ervaring en zijn persoonlijke charisma, zijn banden met radicale schriftgeleerden in Saoedi-Arabië en vooral zijn rijkdom verschaften hem respect. Als voorzichtige strateeg weigerde hij massaslachtingen te ondersteunen en hij eiste aanvankelijk niet de verantwoordelijkheid op voor terreuraanvallen.
Als het gaat om de leden van Al Qaida, lijken de antwoorden van Al Fadl tijdens het proces ook enigszins onduidelijk. Mensen werkten voor ‘de bedrijven van Al Qaida’, ze hadden bijvoorbeeld tegelijk een baantje als bestuurder van een onderneming en als lid van de shura-raad, terwijl het hoofd van de militaire raad een vrachtwagenchauffeur was. Al Fadl moest de salarissen van medewerkers van die bedrijven uitbetalen maar hij wist niet zeker of iedereen wel lid was van Al Qaida. Het lijkt er sterk op dat Al Fadl de zakelijke activiteiten en de terroristische van Osama Bin Laden door elkaar haalde en dat hij de bedrijven van Bin Laden heeft gebruikt als model voor een georganiseerde misdaadbende.
Tijdens de langdurige gesprekken die aan het proces voorafgingen, begreep Al Fadl dat de FBI een criminele organisatie nodig had. De naam Al Qaida of De Basis is er misschien vanzelf ingeslopen terwijl Al Fadl vertelde over de militaire basis waar hij was opgeleid. Die basis werd ‘al qaida al-askariya’ genoemd, de militaire basis. Junior wist eigenlijk niets te vertellen over terroristische activiteiten. De basis werkte samen met allerlei ondergrondse groepjes en leidde mensen op die gingen vechten in landen zoals Somalië, waar verschillende partijen een burgeroorlog tegen elkaar vochten.
Door de getuigenis van Jamal al-Fadl kon men in het proces Bin Laden afschilderen als het hoofd van een wereldwijde samenzwering, onmetelijk rijk als een duivelse Sinterklaas. De vergelijking dringt zich op met de eveneens oosterse Doctor Fu Manchu die de wereld wilde overheersen en met professor Moriarty, de aartsvijand van Sherlock Holmes die de ‘the Napoleon of crime’ genoemd werd en met talrijke superschurken uit de comic books.
Het kostte overigens wel wat tijd en moeite om al deze gegevens uit Jamal al-Fadl te trekken. Eerst zette men hem klem: het ministerie van Justitie klaagde hem voor de rechtbank formeel aan wegens terrorismegerelateerde activiteiten. Hij verklaarde zich schuldig aan twee aanklachten van wapenhandel voor Osama bin Laden en dat kon hem vijftien jaar of zelfs levenslange gevangenisstraf kosten. Maar het ging om een deal: zolang hij de FBI van nieuwe informatie bleef voorzien, zou er geen proces komen.
Vervolgens zorgden de FBI-agenten dat hij een heel prettig leven had. Ze regelden zijn immigratiepapieren en stelden hem het Amerikaanse staatsburgerschap in het vooruitzicht. De advocaten van de verdachten in het proces in 2001 toonden aan dat voor Al Fadl op dat moment al bijna een miljoen dollar was uitgegeven in de vorm van onderdak, eten, kleding en vermaak. ‘En dat was het waard’, zei agent Anticev later. De overheid betaalde ook enkele honderdduizenden dollars toen een van Jamals kinderen een hartoperatie moest ondergaan.
De FBI liet zijn vrouw Nadia en zijn kinderen overkomen, maar Nadia klaagde dat zij niet in haar eentje vier kinderen kon opvoeden; ze was gewend aan een extended family, waar de verantwoordelijkheden gedeeld werden. Het bureau haalde acht familieleden naar de Verenigde Staten en volgens een bron later nog twintig mensen, die in aparte huizen werden ondergebracht. Nadia bleef klagen en eisen stellen.
Al Fadl liet ook een neef overkomen, die volgens hem eveneens voor Al Qaida zou werken. De FBI-agenten waren verbaasd toen deze neef niets interessants te vertellen had.
Intussen maakte Al Fadl niet de indruk dat hij een erg betrouwbare figuur was. Hij was bijvoorbeeld totaal niet religieus, hoewel je dat van een fundamentalistische terrorist wel zou verwachten. Niemand zag hem ooit in gebed verzonken en hij had het voortdurend over geld, vrouwen en voetbal. Zo probeerde hij een keer om coach te worden van een meisjesvoetbalteam.
Lichtzinnig was hij ook. Junior vertelde dat hij vroeger marihuana had gerookt en dat hij eens bijna betrapt was, terwijl zijn vriend een gevangenisstraf had gekregen. In Eritrea had hij samengewoond met een vriendinnetje, terwijl hij toch met Nadia jaar getrouwd was. Toen hij in de Verenigde Staten een keer werd aangehouden omdat hij te hard had gereden, probeerde hij de agent te imponeren door te zeggen dat hij Osama bin Laden kende.
De veroordeling van Osama bin Laden wegens aanslagen op de ambassades hing dus af van de verklaringen van de kroongetuige Jamal al-Fadl, een kleine oplichter. Het beeld dat Amerika van Al Qaida kreeg, verzon hij om aan de wensen van de FBI tegemoet te komen. FBI-agent Dan Coleman zei: ‘Hij is zeer, zeer belangrijk voor ons geweest. Als het om inzicht in Al Qaida gaat, is hij de Steen van Rosetta.’
Maar dat inzicht in Al Qaida was een illusie. Al Qaida was grotendeels een uitvinding van het openbaar ministerie. Over de aanslagen in 1998 op de ambassades in Nairobi en Dar es Salaam kon Jamal al-Fadl in feite geen bruikbare informatie leveren omdat hij zich al in 1996 bij het Amerikaanse consulaat in Eritrea had aangemeld. De jihadisten in zijn getuigenis waren strijders in burgeroorlogen in Afrika.
Dat betekent niet dat Osama bin Laden onschuldig was. Hij riep andere moslims op tot jihad en deed vooral waar hij goed in was: het organiseren van financiële middelen en het steunen van trainingskampen. Er is geen twijfel dat hij een paar aanslagen op Amerikaanse doelen gefinancierd heeft.
De verschillende terroristische groepjes waren niet internationaal georganiseerd. Ze streefden gewoonlijk hun eigen, nationale doelstellingen na, maar soms kregen ze geld van Bin Laden om iets tegen Amerika te ondernemen. Vaak waren ze inderdaad in Afghanistan of in Soedan getraind.
En de verklaringen van Osama bin Laden zelf dan? In zijn fatwa’s en in andere toespraken had hij het nooit over Al Qaida, terwijl hij toch openlijk over het Wereld Islamitisch Front voor de Jihad schreef. Meteen na de aanslagen van 11 september 2001 ontkende hij ook dat hij het brein achter de gebeurtenissen was. Pas later noemde hij naam Al Qaida, die in alle kranten te vinden was. In een interview met Tayseer Allouni voor Al-Jazeera zei hij: ‘De situatie is niet zoals het Westen het voorstelt, dat er een organisatie is met een specifieke naam, zoals Al Qaeda, enzovoort. Die naam is erg oud. Hij is ontstaan zonder dat het onze bedoeling was. Broeder Abu Ubaida al-Banshiri, moge God hem genadig zijn, stichtte een militaire basis om jonge mannen te trainen om te vechten tegen het Sovjet imperium dat kwaadaardig, arrogant, wreed en terroristisch was, zoals voor alle waarnemers duidelijk was. Dus deze plek werd ‘de basis’ genoemd, zoals een trainingskamp, en de naam bleef hangen.’
Toen hij na een paar jaar moest concluderen dat hij desondanks zijn leven lang achtervolgd zou worden door de Amerikanen en hun bondgenoten, besloot hij van de nood een deugd te maken. Hij erkende dat hij de aanslagen had gepland zodat hij in ieder geval in de moslimwereld konden genieten van de reputatie dat hij de belangrijkste strijder voor het fundamentalisme was.
Terroristen zijn uit op het zaaien van angst en daarbij leek het een goed idee om een spookbeeld te creëren van een machtige internationaal terreurorganisatie. Daarom verwezen de plegers van aanslagen na 2001 soms ook naar Al Qaida, de wereldwijde samenzwering die als een duistere wolk boven de westerse beschaving hing. Ze waren echter wel zo trots en zelfbewust dat de aanslagen opeisten in hun eigen naam. Die werden dan ook in de persberichten gepleegd door ‘groeperingen die banden hebben met Al Qaida.’
Later waren er talrijke verklaringen van terroristen die in handen van de CIA gevallen waren en die bekenden dat ze lid van Al Qaida waren. Die bekentenissen waren echter, zoals we zullen zien, onder de meest zware druk afgelegd.
Welke waarde had deze getuigenis? Hoe betrouwbaar was de kroongetuige Jamal al-Fadl?
In 1996 probeerde Jamal al-Fadl zijn verhaal te slijten bij verschillende Amerikaanse ambassades, maar zonder succes. In Eritrea kreeg hij beet omdat een beambte wel iets in zijn verhaal zag. De motivatie van Al Fadl was niet een plotselinge aanval van berouw over wat hij gedaan had. Hij had in Soedan gewerkt in dienst van de bouwbedrijven van Osama bin Laden en hij was volgens eigen zeggen zelfs directeur van een fabriek geweest. Bij financiële transacties had hij gemerkt dat sommige van de werknemers van Bin Laden veel meer verdienden dan hij, soms wel twaalfhonderd dollar in de maand, terwijl hij zelf maar vijfhonderd dollar kreeg. Daarom begon hij bij allerlei transacties die hij voor zijn baas deed, wat geld in zijn eigen zak te steken.
V Kunt u de jury vertellen welk bedrag, in dollars, u ongeveer hebt gestolen van Usama bin Laden?
A Het is ongeveer 100.000 dollars of 10.000 dollars.
V Pardon?
A 110.000 dollars.
V Kunt u kort beschrijven op welke manier u het geld van Usama bin Laden hebt gestolen?
A Hoe?
V Ja.
A Hoe?
V Ja.
A In die tijd kopen we wat spul komt van buiten en wat spul kopen we van andere zaak in Soedan, zoals suiker, en we verkopen het aan plaatselijke bedrijven. En ik, omdat ik weet iedereen koopt dit spul, hij gaat er een boel geld mee verdienen en een boel mensen, zij willen het spul kopen. En ik zeg, wel, ik vraag ze om commissie, wij - de mensen kopen de voorraden of het spul, dat betekent zij geven mij commissie.
En ik heb een neef, en ik zei hem dat, en ik vertelde hem ik kan je olie geven, veel olie, en ik kan je suiker geven en ik kan wachten tot je makkelijker kunt betalen. En hij zegt, hij vertelt me dat is goed.
V En heeft u die commissie daadwerkelijk geïnd?
A Ja.
V En was het uw indruk dat u toestemming had om die commissies te vragen?
A Nee.
V Kwam er een moment dat de mensen van Al Qaida in de gaten kregen dat er geld weg was?
A Ja.
Een andere medewerker rapporteerde de kwestie aan Osama bin Laden. Deze zei tegen Al Fadl dat hij alleen vergiffenis kon krijgen als hij al het geld terugbetaalde, maar van het gestolen bedrag was intussen nog maar twintigduizend dollar over, want Jamal leefde graag op grote voet.
Om aan de boosheid van Bin Laden of vervolging door de Soedanese autoriteiten te ontkomen probeerde Al Fadl toegang te krijgen tot Amerika, waar hij eerder een paar jaar gewoond had. Dat Osama bin Laden geld beschikbaar stelde voor terroristische activiteiten tegen de Verenigde Staten, was informatie die hij daarbij goed kon gebruiken. Agenten van de FBI brachten hem naar Amerika en namen hem op in het Witness Protection Program. Zij vonden hem wel een aardige vent, maar erg onbeheerst en onberekenbaar. Ze gaven hem de bijnaam Junior.
De bruikbaarheid van Junior bleek pas bij het proces tegen de verdachten van de aanslagen in Kenia en Tanzania. De aanklagers hadden vier verdachten gearresteerd, maar zij wilden ook aan de wens van Clinton tegemoetkomen en Osama bin Laden vervolgen. Daarvoor hadden zij de RICO act nodig. De Racketeer Influenced and Corrupted Organizations Act was in 1970 aangenomen om leden van criminele organisaties zoals mafiafamilies te vervolgen. Het was toen al enige tijd duidelijk dat de opdrachtgevers en leiders van bendes vaak buitenspel bleven doordat ze niet aan de uitvoering van criminele handelingen meededen. Onder de RICO-wetgeving was lidmaatschap van een criminele organisatie al voldoende om iemand te vervolgen. Het was ook mogelijk om voorafgaande aan het proces beslag te leggen op iemands bezittingen, zodat hij zelfs geen goede advocaat kon betalen. Dat zou de Amerikaanse overheid later ook met de tegoeden van Bin Laden doen.
De RICO act was bedacht om op te treden tegen organisaties zoals mafiafamilies en drugsbendes. Osama bin Laden was echter iets heel anders: een bouwondernemer die ook trainingskampen had opgezet en die terroristen geld verschafte voor aanslagen op de Verenigde Staten. Hij had niet een gestructureerde organisatie met allerlei functionarissen, bestuurslagen, leden en een reglement.
Er waren terroristen in allerlei landen die in hun eigen land probeerden, de regering omver te werpen of die aanslagen pleegden om de besluitvorming in de politiek te beïnvloeden. Met zijn dikke buidel kon Osama bin Laden die moslimstrijders helpen.
‘En opeens kwam daar uit het niets deze Junior’, zei FBI-agent Coleman. ‘Dat was me wat. Hij vertelt hoe ze werken, wat hun plannen zijn, hoe ze mensen werven. Zijn levensverhaal wordt de basis van de aanklacht, hij is een levend corpus delicti dat in de getuigenbank gaat zitten en de jury in de ogen kijkt. Dit is enorm!’
Jamal al-Fadl beschreef een oprichtingsvergadering einde 1989 of in de loop van 1990.
Hij kon niets vertellen over een oprichtingsvergadering in 1988 omdat hij pas aan het einde van dat jaar in Pakistan arriveerde. De vergadering waarover hij wel rapporteerde, werd gehouden nadat hij al maanden in Afghanistan had gevochten. Bij die bijeenkomst waren noch Abdullah Azzam noch Osama bin Laden aanwezig. De leider heette Abu Ubaidah al Banshiri, maar hij was wel verantwoording schuldig aan Bin Laden.
Dit is in elk geval in strijd met alle andere verhalen over de oprichting: het zou betekenen dat Bin Laden niet bij de oprichting van Al Qaeda aanwezig was. Het verhaal doet minder denken aan de stichting van een beweging dan aan het ondertekenen van een arbeidscontract.
In de beschrijving van Al Fadl werd de organisatie van Osama bin Laden iets dat sterk leek op een groot bedrijf. Er bestond een adviesraad, die eigenlijk een soort raad van bestuur was, terwijl Bin Laden de functie van president-directeur had. Dat was ook wel logisch, want Bin Laden was de directeur van een bouwbedrijf in Soedan. Het geheel moest wel de trekken van een criminele samenzwering krijgen, dus Al Fadl vertelde dat de terroristen een eed van trouw aan Al Qaida moesten afleggen, precies zoals de leden van de mafia dat deden voor hun eigen genootschap.
Osama bin Laden was natuurlijk het hoofd en hij werd in de processtukken ook wel de Senior Operations Chief genoemd. De keuze van deze term alleen al wijst natuurlijk op invloed van de Amerikaanse agenten. Bin Laden werd bijgestaan door de Shura Raad, die bestond uit twintig tot dertig vooraanstaande leden van Al Qaida. De Militaire Commissie zorgde volgens Al Fadl voor training en het plannen van aanslagen. Om te zorgen dat de leden in het rechte spoor bleven, was er de Commissie van de Wet, die het handelen van de leden tegen het licht van de Sharia hield. Ten slotte was er nog de Fatwacommissie die religieuze uitspraken voorbereidde.
In werkelijkheid was er echter geen piramidale organisatie met een hiërarchische structuur. Bin Laden probeerde niet openlijk zijn gezag op te leggen aan terroristen, hij was iemand aan wie men om geld vroeg. Zijn ervaring en zijn persoonlijke charisma, zijn banden met radicale schriftgeleerden in Saoedi-Arabië en vooral zijn rijkdom verschaften hem respect. Als voorzichtige strateeg weigerde hij massaslachtingen te ondersteunen en hij eiste aanvankelijk niet de verantwoordelijkheid op voor terreuraanvallen.
Als het gaat om de leden van Al Qaida, lijken de antwoorden van Al Fadl tijdens het proces ook enigszins onduidelijk. Mensen werkten voor ‘de bedrijven van Al Qaida’, ze hadden bijvoorbeeld tegelijk een baantje als bestuurder van een onderneming en als lid van de shura-raad, terwijl het hoofd van de militaire raad een vrachtwagenchauffeur was. Al Fadl moest de salarissen van medewerkers van die bedrijven uitbetalen maar hij wist niet zeker of iedereen wel lid was van Al Qaida. Het lijkt er sterk op dat Al Fadl de zakelijke activiteiten en de terroristische van Osama Bin Laden door elkaar haalde en dat hij de bedrijven van Bin Laden heeft gebruikt als model voor een georganiseerde misdaadbende.
Tijdens de langdurige gesprekken die aan het proces voorafgingen, begreep Al Fadl dat de FBI een criminele organisatie nodig had. De naam Al Qaida of De Basis is er misschien vanzelf ingeslopen terwijl Al Fadl vertelde over de militaire basis waar hij was opgeleid. Die basis werd ‘al qaida al-askariya’ genoemd, de militaire basis. Junior wist eigenlijk niets te vertellen over terroristische activiteiten. De basis werkte samen met allerlei ondergrondse groepjes en leidde mensen op die gingen vechten in landen zoals Somalië, waar verschillende partijen een burgeroorlog tegen elkaar vochten.
Door de getuigenis van Jamal al-Fadl kon men in het proces Bin Laden afschilderen als het hoofd van een wereldwijde samenzwering, onmetelijk rijk als een duivelse Sinterklaas. De vergelijking dringt zich op met de eveneens oosterse Doctor Fu Manchu die de wereld wilde overheersen en met professor Moriarty, de aartsvijand van Sherlock Holmes die de ‘the Napoleon of crime’ genoemd werd en met talrijke superschurken uit de comic books.
Het kostte overigens wel wat tijd en moeite om al deze gegevens uit Jamal al-Fadl te trekken. Eerst zette men hem klem: het ministerie van Justitie klaagde hem voor de rechtbank formeel aan wegens terrorismegerelateerde activiteiten. Hij verklaarde zich schuldig aan twee aanklachten van wapenhandel voor Osama bin Laden en dat kon hem vijftien jaar of zelfs levenslange gevangenisstraf kosten. Maar het ging om een deal: zolang hij de FBI van nieuwe informatie bleef voorzien, zou er geen proces komen.
Vervolgens zorgden de FBI-agenten dat hij een heel prettig leven had. Ze regelden zijn immigratiepapieren en stelden hem het Amerikaanse staatsburgerschap in het vooruitzicht. De advocaten van de verdachten in het proces in 2001 toonden aan dat voor Al Fadl op dat moment al bijna een miljoen dollar was uitgegeven in de vorm van onderdak, eten, kleding en vermaak. ‘En dat was het waard’, zei agent Anticev later. De overheid betaalde ook enkele honderdduizenden dollars toen een van Jamals kinderen een hartoperatie moest ondergaan.
De FBI liet zijn vrouw Nadia en zijn kinderen overkomen, maar Nadia klaagde dat zij niet in haar eentje vier kinderen kon opvoeden; ze was gewend aan een extended family, waar de verantwoordelijkheden gedeeld werden. Het bureau haalde acht familieleden naar de Verenigde Staten en volgens een bron later nog twintig mensen, die in aparte huizen werden ondergebracht. Nadia bleef klagen en eisen stellen.
Al Fadl liet ook een neef overkomen, die volgens hem eveneens voor Al Qaida zou werken. De FBI-agenten waren verbaasd toen deze neef niets interessants te vertellen had.
Intussen maakte Al Fadl niet de indruk dat hij een erg betrouwbare figuur was. Hij was bijvoorbeeld totaal niet religieus, hoewel je dat van een fundamentalistische terrorist wel zou verwachten. Niemand zag hem ooit in gebed verzonken en hij had het voortdurend over geld, vrouwen en voetbal. Zo probeerde hij een keer om coach te worden van een meisjesvoetbalteam.
Lichtzinnig was hij ook. Junior vertelde dat hij vroeger marihuana had gerookt en dat hij eens bijna betrapt was, terwijl zijn vriend een gevangenisstraf had gekregen. In Eritrea had hij samengewoond met een vriendinnetje, terwijl hij toch met Nadia jaar getrouwd was. Toen hij in de Verenigde Staten een keer werd aangehouden omdat hij te hard had gereden, probeerde hij de agent te imponeren door te zeggen dat hij Osama bin Laden kende.
De veroordeling van Osama bin Laden wegens aanslagen op de ambassades hing dus af van de verklaringen van de kroongetuige Jamal al-Fadl, een kleine oplichter. Het beeld dat Amerika van Al Qaida kreeg, verzon hij om aan de wensen van de FBI tegemoet te komen. FBI-agent Dan Coleman zei: ‘Hij is zeer, zeer belangrijk voor ons geweest. Als het om inzicht in Al Qaida gaat, is hij de Steen van Rosetta.’
Maar dat inzicht in Al Qaida was een illusie. Al Qaida was grotendeels een uitvinding van het openbaar ministerie. Over de aanslagen in 1998 op de ambassades in Nairobi en Dar es Salaam kon Jamal al-Fadl in feite geen bruikbare informatie leveren omdat hij zich al in 1996 bij het Amerikaanse consulaat in Eritrea had aangemeld. De jihadisten in zijn getuigenis waren strijders in burgeroorlogen in Afrika.
Dat betekent niet dat Osama bin Laden onschuldig was. Hij riep andere moslims op tot jihad en deed vooral waar hij goed in was: het organiseren van financiële middelen en het steunen van trainingskampen. Er is geen twijfel dat hij een paar aanslagen op Amerikaanse doelen gefinancierd heeft.
De verschillende terroristische groepjes waren niet internationaal georganiseerd. Ze streefden gewoonlijk hun eigen, nationale doelstellingen na, maar soms kregen ze geld van Bin Laden om iets tegen Amerika te ondernemen. Vaak waren ze inderdaad in Afghanistan of in Soedan getraind.
En de verklaringen van Osama bin Laden zelf dan? In zijn fatwa’s en in andere toespraken had hij het nooit over Al Qaida, terwijl hij toch openlijk over het Wereld Islamitisch Front voor de Jihad schreef. Meteen na de aanslagen van 11 september 2001 ontkende hij ook dat hij het brein achter de gebeurtenissen was. Pas later noemde hij naam Al Qaida, die in alle kranten te vinden was. In een interview met Tayseer Allouni voor Al-Jazeera zei hij: ‘De situatie is niet zoals het Westen het voorstelt, dat er een organisatie is met een specifieke naam, zoals Al Qaeda, enzovoort. Die naam is erg oud. Hij is ontstaan zonder dat het onze bedoeling was. Broeder Abu Ubaida al-Banshiri, moge God hem genadig zijn, stichtte een militaire basis om jonge mannen te trainen om te vechten tegen het Sovjet imperium dat kwaadaardig, arrogant, wreed en terroristisch was, zoals voor alle waarnemers duidelijk was. Dus deze plek werd ‘de basis’ genoemd, zoals een trainingskamp, en de naam bleef hangen.’
Toen hij na een paar jaar moest concluderen dat hij desondanks zijn leven lang achtervolgd zou worden door de Amerikanen en hun bondgenoten, besloot hij van de nood een deugd te maken. Hij erkende dat hij de aanslagen had gepland zodat hij in ieder geval in de moslimwereld konden genieten van de reputatie dat hij de belangrijkste strijder voor het fundamentalisme was.
Terroristen zijn uit op het zaaien van angst en daarbij leek het een goed idee om een spookbeeld te creëren van een machtige internationaal terreurorganisatie. Daarom verwezen de plegers van aanslagen na 2001 soms ook naar Al Qaida, de wereldwijde samenzwering die als een duistere wolk boven de westerse beschaving hing. Ze waren echter wel zo trots en zelfbewust dat de aanslagen opeisten in hun eigen naam. Die werden dan ook in de persberichten gepleegd door ‘groeperingen die banden hebben met Al Qaida.’
Later waren er talrijke verklaringen van terroristen die in handen van de CIA gevallen waren en die bekenden dat ze lid van Al Qaida waren. Die bekentenissen waren echter, zoals we zullen zien, onder de meest zware druk afgelegd.