Onder professoren
Het is een wetmatigheid in avonturenverhalen: hoe groter de tegenstander, des te groter de held. Omdat John Raffles, de Grote Onbekende, werd beschreven als een heel grote held, moet hij ook wel heel grote tegenstanders hebben gehad. In de berichten van zijn biografen, de geschiedschrijver Felix Hageman en anderen, vinden we daarvan de bewijzen. De belangrijkste tegenstander was misschien wel professor Nicholson.
Van alle bendes waarmee Raffles de strijd aanbond, was het genootschap van de Gouden Sleutel de omvangrijkste. In dit verbond waren bijna alle internationale boevenbendes georganiseerd. In Londen waren dat onder meer de Raven, de Koperen Driehoek, de Gouden Ponjaard, de Wolven en de Koperen Ster. (2540-2, 2542-2) Ook de Ku Klux Klan, door Raffles beschouwd als een boevenbende, was lid van het genootschap. (2541-21) De machtige bende van het Kwade Oog vormde weliswaar geen onderdeel van de Gouden Sleutel, maar werkte er wel mee samen. (2474-26) Van alle leiders van het Genootschap was professor Nicholson degene die het het langste tegen Lord Lister volhield. We praten over gebeurtenissen die omstreeks 1917 en 1918 hebben plaatsgevonden.
Wat weten we eigenlijk van hem?
Hij was een veelzijdige geleerde, niet alleen wiskundige en arts maar ook iemand die op het gebied van de scheikunde belangrijke ontdekkingen had gedaan. (2544-2) Dat hij een keer een lezing gaf over de Papoea’s, heeft weinig met zijn specialismen te maken; het is waarschijnlijk het resultaat geweest van zijn reizen. (2540-6) Als leider van de bende droeg hij de titel van "Meester". Meermalen werd hij bestempeld als "de Koning der Misdaad."(2542-1)
Nadat Nicholson de macht in de bende had geërfd van professor Shydrift, begon er een ware terreur van roofovervallen, moordaanslagen en ontvoeringen. Niet alleen in Engeland en Frankrijk, maar tot in de Stille Oceaan liet hij van zich horen. Twee keer trachtte hij zonder succes goud- of geldzendingen naar het vasteland te kapen. De politie kende zijn identiteit niet, maar Raffles en zijn vrienden waren op de hoogte. Meermalen zocht de grote avonturier hem op in zijn huis om op eerlijke wijze met hem te vechten, maar steeds ontkwam het duivelse genie. Telkens daagde Lister hem tegen beter weten in uit tot een duel op de degen, maar met vals spel wist de geleerde te ontkomen. Alleen wist Henderson het ‘hondje’ van de professor met een grote steen te vermorzelen.
Uiteindelijk werd de professor ontmaskerd en begon de politie jacht op hem te maken. Hij vluchtte naar New York en werd daar bij toeval door Raffles tijdens de voorstelling van een hypnotiseur ontdekt. De Grote Onbekende nam hem gevangen en bracht hem naar Engeland, waar hij werd veroordeeld en stierf aan de galg. (2463 of 288. Voor de chronologie en de datering volg ik de nummers van de eerste uitgaven in de Nederlandstalige Titellijst van Antoon Kunst en Anne Marinus. Het Boekje van Anne blz. 29 noemt Nicholson als eerste onder de bendeleiders.) Dat was het einde van misschien wel het grootste misdadige genie van de eeuw.
Nicholson was "zeer groot met een smal gezicht, een grote, enigszins gekromde neus, zwarte wenkbrauwen en donkere ogen."(2549-20) "Zijn buitengewone lengte en magerheid, de eigenaardige kleur van zijn groenachtige ogen en zijn enigszins gebogen houding"(2548-3) werden diverse keren vermeld. En elders: "rijzige lichaamsbouw, een smal, gladgeschoren gezicht, donkere ogen van onbestemde kleur die naar het groene neigden, en ruige, zwarte wenkbrauwen, een laag voorhoofd en vooruitstekende jukbeenderen."(2463-7)
Er bestaat enige onduidelijkheid over de woning van het hoofd van de Gouden Sleutel. Eerst woonde hij in de King Edwardstreet (2460-13), later in een oud huis in de Oxfordstreet dat hij had geërfd van zijn voorganger Shydrift (2540-2) en nog weer later in de Victoriastreet, opnieuw in een huis van Shydrift. (2542-1, 2544-9) In die laatste straat bezat ook Raffles een huis.
Er komt in de berichten van de biograaf een andere professor Nicholson voor. In deel 2621 kwam Raffles toevallig via een geheime gang in het laboratorium van de krankzinnige professor Arthur Nicholson. Deze had een stof gemaakt waarmee hij alle mensen op de wereld wilde uitroeien. Raffles herkende hem niet en zag hem in dit deel dus voor het eerst. De professor, die ook een krankzinnige dochter had, kwam in het verhaal zelf tot ontploffing. Dit kan dus niet het begin van onze echte Nicholson zijn en ook niet het einde. Ik ben ervan overtuigd dat dit melodramatische verhaal over een klassieke gekke geleerde door een andere auteur geschreven is en dat het niet in de echte berichten van het leven van Lord Lister thuishoort.
Shydrift
Als dit niet de eerste kennismaking met professor Nicholson was, waar kwam hij dan wel vandaan?
Vóór hem was professor Shydrift de leider van het genootschap van de Gouden Sleutel. Hij hield het minder afleveringen vol, maar we weten toch wel iets van hem.
Hij werd natuurlijk de Meester genoemd, maar stond ook bekend als de Koning der Misdadigers. (2400 - 1 en 7) Hij was een veelzijdige geleerde, een natuurkundige en net als zijn opvolger een medicus, en dat kan natuurlijk toeval zijn geweest. (2400-2) Maar de toevallen stapelen zich op. Zijn huishoudster was een ‘afzichtelijk oud wijf" dat zeer aan hem gehecht was en dat hem volgde toen hij moest vluchten. Deze zelfde Kate was later de huishoudster van Nicholson. (2400-10, 2540-2, 2542-2, 2544-11, 2546-12) En dan zijn uiterlijk: ook hij was heel lang en mager, hij had vroeger een baard maar die had hij afgeschoren en hij had nu een gladgeschoren kin. "Hij had een gluiperig, bleek gezicht, waarin twee groenachtig grijze ogen fonkelden." (2400-3)
Alles op een rijtje: een veelzijdig wetenschapper, dezelfde functie van bendeleider met dezelfde titels, hetzelfde huis, dezelfde huishoudster en een uiterlijk waardoor hij wel de tweelingbroer van Nicholson kon zijn... men moet wel concluderen dat het om dezelfde persoon ging. Nicholson was Shydrift.
Maar Shydrift was toch gestorven? Inderdaad eindigde zijn carrière schijnbaar met een gevecht in een brandende luchtballon, (2400) maar we weten uit de literatuur wel: als een meesterschurk sterft, is er altijd kans dat hij weer opstaat. In hetzelfde deel 2400 was Shydrift al een keer gestorven: "Nog even zag hij het bleke gelaat van de schurk boven water komen en toen verdween het voorgoed." Drie bladzijden verder was Shydrift al weer bezig met zijn wraakneming. Nadat hij tenslotte uit de luchtballon was gevallen, was zijn lijk onherkenbaar verminkt. Toen Nicholson dan ook opdook in deel 248 (2454), heette die aflevering heel terecht "De schim van professor Shydrift".
Nicholson was Shydrift onder een andere naam. Shydrift had een relatie met zijn huishoudster Kate en deze relatie kon alleen worden voortgezet doordat Nicholson haar "erfde", zoals dat werd genoemd.
Was Shydrift dan echt Shydrift? Er was ooit een professor Shirley, maar deze geheimzinnige geleerde opereerde vooral in de Verenigde Staten en hij werd in verband gebracht met de bende van het Kwade Oog. (2560-20) In de meeste beschrijvingen was hij niet groot, maar had hij korte benen. Hij had dikke lippen en gele tanden en een breed gezicht, dat soms wat geelachtig was. (2600-23 en 24, 2559-5, 2601-21. Alleen in bericht 2559-12 wordt hij per ongeluk lang genoemd.) Deze korte man met het brede hoofd kon nooit de lange, smalle Nicholson worden.
Intussen was er vóór Shydrift wel professor Lynch.
Kort voor het verschijnen van Shydrift was professor Lynch gestorven. (2379, oorspronkelijk 202) Ook hij was hoogleraar in de natuurkunde, de scheikunde en de geneeskunde. (2390-10 en 19, 2395-2) Ook hij was het hoofd van een wereldwijde misdadigersorganisatie, waarbij meer dan duizend boeven waren aangesloten. Wat belangrijker is: ook de Raven, de voornaamste bende van de Gouden Sleutel, maakten er ook deel van uit. (2390-10 en 17) Alleen de naam van de Gouden Sleutel werd nog niet gebruikt. Ook professor Lynch werd de Meester en de Koning der Misdadigers genoemd. Nummer 2392 heet zelfs De Koning der Misdadigers.
Zijn uiterlijk? Lang, mager, met een scherpgetekend, smal gezicht en een lange, ijle baard, diepliggende ogen en dikke, borstelige wenkbrauwen. (2390-4, 2392-8 en 31, 2395-3) Hij woelde voortdurend met de dunne vingers van zijn rechterhand door die baard. (2395-3) En met dat gebaar zou hij zich later aan ons verraden.
In nummer 2395 stierf professor Lynch in een brandend huis, maar wij weten uit ervaring dat je bij verkoolde lijken altijd voor een verrassing kunt komen te staan. Drie nummers later dook hij op als professor Shydrift, maar licht vermomd. "Hij was lang en mager en zijn lange vingers, die telkens met een gewoontegebaar naar zijn kin grepen, als zochten zij iets wat zich er niet meer bevond, waren benig en gekromd als de klauwen van een roofvogel."(2400-3) Hij had dus zijn baard afgeschoren, maar zijn vingers zochten er nog steeds naar.
Daar hebben we het: Nicholson is Shydrift is Lynch. "Wat zijn ware naam is, ik moet bekennen dat ik die niet ken. Maar in ieder geval woont hij hier in Londen onder de naam van professor Lynch,"zei Raffles (2390-17)
Tot slot
Maar waar komt dan...?
Ik kan het niet bewijzen, maar ik heb een suggestie. Aan het einde van de negentiende eeuw, dus kort voor Lynch-Shydrift-Nicholson opdook, kreeg Sherlock Holmes het aan de stok met de wiskundige professor Moriarty. Deze geheimzinnige geleerde was ook een misdadig genie en beheerste de gehele Londense onderwereld. (A. Conan Doyle, The valley of fear en The final problem) "He is the Napoleon of crime, Watson," zei Holmes. Geen koning dus, maar zelfs een keizer van de misdaad. Moriarty was bijzonder lang en mager, hij had diepliggende ogen en een bleek, gladgeschoren gezicht. In 1891 rekende Holmes met hem af bij de Reichenbach watervallen in Zwitserland. Holmes viel van de rotsen en men nam aan dat hij dood was, maar later bleek hij nog in leven te zijn. Moriarty stortte naar beneden, maar zijn lichaam werd nooit gevonden.
"En men kan zich niet onttrekken aan de verdenking dat Moriarty, net als Holmes, het gevecht overleefde en doorging."(W. S. Baring-Gould, The annotated Sherlock Holmes I - 84)
Dick Berents
Van alle bendes waarmee Raffles de strijd aanbond, was het genootschap van de Gouden Sleutel de omvangrijkste. In dit verbond waren bijna alle internationale boevenbendes georganiseerd. In Londen waren dat onder meer de Raven, de Koperen Driehoek, de Gouden Ponjaard, de Wolven en de Koperen Ster. (2540-2, 2542-2) Ook de Ku Klux Klan, door Raffles beschouwd als een boevenbende, was lid van het genootschap. (2541-21) De machtige bende van het Kwade Oog vormde weliswaar geen onderdeel van de Gouden Sleutel, maar werkte er wel mee samen. (2474-26) Van alle leiders van het Genootschap was professor Nicholson degene die het het langste tegen Lord Lister volhield. We praten over gebeurtenissen die omstreeks 1917 en 1918 hebben plaatsgevonden.
Wat weten we eigenlijk van hem?
Hij was een veelzijdige geleerde, niet alleen wiskundige en arts maar ook iemand die op het gebied van de scheikunde belangrijke ontdekkingen had gedaan. (2544-2) Dat hij een keer een lezing gaf over de Papoea’s, heeft weinig met zijn specialismen te maken; het is waarschijnlijk het resultaat geweest van zijn reizen. (2540-6) Als leider van de bende droeg hij de titel van "Meester". Meermalen werd hij bestempeld als "de Koning der Misdaad."(2542-1)
Nadat Nicholson de macht in de bende had geërfd van professor Shydrift, begon er een ware terreur van roofovervallen, moordaanslagen en ontvoeringen. Niet alleen in Engeland en Frankrijk, maar tot in de Stille Oceaan liet hij van zich horen. Twee keer trachtte hij zonder succes goud- of geldzendingen naar het vasteland te kapen. De politie kende zijn identiteit niet, maar Raffles en zijn vrienden waren op de hoogte. Meermalen zocht de grote avonturier hem op in zijn huis om op eerlijke wijze met hem te vechten, maar steeds ontkwam het duivelse genie. Telkens daagde Lister hem tegen beter weten in uit tot een duel op de degen, maar met vals spel wist de geleerde te ontkomen. Alleen wist Henderson het ‘hondje’ van de professor met een grote steen te vermorzelen.
Uiteindelijk werd de professor ontmaskerd en begon de politie jacht op hem te maken. Hij vluchtte naar New York en werd daar bij toeval door Raffles tijdens de voorstelling van een hypnotiseur ontdekt. De Grote Onbekende nam hem gevangen en bracht hem naar Engeland, waar hij werd veroordeeld en stierf aan de galg. (2463 of 288. Voor de chronologie en de datering volg ik de nummers van de eerste uitgaven in de Nederlandstalige Titellijst van Antoon Kunst en Anne Marinus. Het Boekje van Anne blz. 29 noemt Nicholson als eerste onder de bendeleiders.) Dat was het einde van misschien wel het grootste misdadige genie van de eeuw.
Nicholson was "zeer groot met een smal gezicht, een grote, enigszins gekromde neus, zwarte wenkbrauwen en donkere ogen."(2549-20) "Zijn buitengewone lengte en magerheid, de eigenaardige kleur van zijn groenachtige ogen en zijn enigszins gebogen houding"(2548-3) werden diverse keren vermeld. En elders: "rijzige lichaamsbouw, een smal, gladgeschoren gezicht, donkere ogen van onbestemde kleur die naar het groene neigden, en ruige, zwarte wenkbrauwen, een laag voorhoofd en vooruitstekende jukbeenderen."(2463-7)
Er bestaat enige onduidelijkheid over de woning van het hoofd van de Gouden Sleutel. Eerst woonde hij in de King Edwardstreet (2460-13), later in een oud huis in de Oxfordstreet dat hij had geërfd van zijn voorganger Shydrift (2540-2) en nog weer later in de Victoriastreet, opnieuw in een huis van Shydrift. (2542-1, 2544-9) In die laatste straat bezat ook Raffles een huis.
Er komt in de berichten van de biograaf een andere professor Nicholson voor. In deel 2621 kwam Raffles toevallig via een geheime gang in het laboratorium van de krankzinnige professor Arthur Nicholson. Deze had een stof gemaakt waarmee hij alle mensen op de wereld wilde uitroeien. Raffles herkende hem niet en zag hem in dit deel dus voor het eerst. De professor, die ook een krankzinnige dochter had, kwam in het verhaal zelf tot ontploffing. Dit kan dus niet het begin van onze echte Nicholson zijn en ook niet het einde. Ik ben ervan overtuigd dat dit melodramatische verhaal over een klassieke gekke geleerde door een andere auteur geschreven is en dat het niet in de echte berichten van het leven van Lord Lister thuishoort.
Shydrift
Als dit niet de eerste kennismaking met professor Nicholson was, waar kwam hij dan wel vandaan?
Vóór hem was professor Shydrift de leider van het genootschap van de Gouden Sleutel. Hij hield het minder afleveringen vol, maar we weten toch wel iets van hem.
Hij werd natuurlijk de Meester genoemd, maar stond ook bekend als de Koning der Misdadigers. (2400 - 1 en 7) Hij was een veelzijdige geleerde, een natuurkundige en net als zijn opvolger een medicus, en dat kan natuurlijk toeval zijn geweest. (2400-2) Maar de toevallen stapelen zich op. Zijn huishoudster was een ‘afzichtelijk oud wijf" dat zeer aan hem gehecht was en dat hem volgde toen hij moest vluchten. Deze zelfde Kate was later de huishoudster van Nicholson. (2400-10, 2540-2, 2542-2, 2544-11, 2546-12) En dan zijn uiterlijk: ook hij was heel lang en mager, hij had vroeger een baard maar die had hij afgeschoren en hij had nu een gladgeschoren kin. "Hij had een gluiperig, bleek gezicht, waarin twee groenachtig grijze ogen fonkelden." (2400-3)
Alles op een rijtje: een veelzijdig wetenschapper, dezelfde functie van bendeleider met dezelfde titels, hetzelfde huis, dezelfde huishoudster en een uiterlijk waardoor hij wel de tweelingbroer van Nicholson kon zijn... men moet wel concluderen dat het om dezelfde persoon ging. Nicholson was Shydrift.
Maar Shydrift was toch gestorven? Inderdaad eindigde zijn carrière schijnbaar met een gevecht in een brandende luchtballon, (2400) maar we weten uit de literatuur wel: als een meesterschurk sterft, is er altijd kans dat hij weer opstaat. In hetzelfde deel 2400 was Shydrift al een keer gestorven: "Nog even zag hij het bleke gelaat van de schurk boven water komen en toen verdween het voorgoed." Drie bladzijden verder was Shydrift al weer bezig met zijn wraakneming. Nadat hij tenslotte uit de luchtballon was gevallen, was zijn lijk onherkenbaar verminkt. Toen Nicholson dan ook opdook in deel 248 (2454), heette die aflevering heel terecht "De schim van professor Shydrift".
Nicholson was Shydrift onder een andere naam. Shydrift had een relatie met zijn huishoudster Kate en deze relatie kon alleen worden voortgezet doordat Nicholson haar "erfde", zoals dat werd genoemd.
Was Shydrift dan echt Shydrift? Er was ooit een professor Shirley, maar deze geheimzinnige geleerde opereerde vooral in de Verenigde Staten en hij werd in verband gebracht met de bende van het Kwade Oog. (2560-20) In de meeste beschrijvingen was hij niet groot, maar had hij korte benen. Hij had dikke lippen en gele tanden en een breed gezicht, dat soms wat geelachtig was. (2600-23 en 24, 2559-5, 2601-21. Alleen in bericht 2559-12 wordt hij per ongeluk lang genoemd.) Deze korte man met het brede hoofd kon nooit de lange, smalle Nicholson worden.
Intussen was er vóór Shydrift wel professor Lynch.
Kort voor het verschijnen van Shydrift was professor Lynch gestorven. (2379, oorspronkelijk 202) Ook hij was hoogleraar in de natuurkunde, de scheikunde en de geneeskunde. (2390-10 en 19, 2395-2) Ook hij was het hoofd van een wereldwijde misdadigersorganisatie, waarbij meer dan duizend boeven waren aangesloten. Wat belangrijker is: ook de Raven, de voornaamste bende van de Gouden Sleutel, maakten er ook deel van uit. (2390-10 en 17) Alleen de naam van de Gouden Sleutel werd nog niet gebruikt. Ook professor Lynch werd de Meester en de Koning der Misdadigers genoemd. Nummer 2392 heet zelfs De Koning der Misdadigers.
Zijn uiterlijk? Lang, mager, met een scherpgetekend, smal gezicht en een lange, ijle baard, diepliggende ogen en dikke, borstelige wenkbrauwen. (2390-4, 2392-8 en 31, 2395-3) Hij woelde voortdurend met de dunne vingers van zijn rechterhand door die baard. (2395-3) En met dat gebaar zou hij zich later aan ons verraden.
In nummer 2395 stierf professor Lynch in een brandend huis, maar wij weten uit ervaring dat je bij verkoolde lijken altijd voor een verrassing kunt komen te staan. Drie nummers later dook hij op als professor Shydrift, maar licht vermomd. "Hij was lang en mager en zijn lange vingers, die telkens met een gewoontegebaar naar zijn kin grepen, als zochten zij iets wat zich er niet meer bevond, waren benig en gekromd als de klauwen van een roofvogel."(2400-3) Hij had dus zijn baard afgeschoren, maar zijn vingers zochten er nog steeds naar.
Daar hebben we het: Nicholson is Shydrift is Lynch. "Wat zijn ware naam is, ik moet bekennen dat ik die niet ken. Maar in ieder geval woont hij hier in Londen onder de naam van professor Lynch,"zei Raffles (2390-17)
Tot slot
Maar waar komt dan...?
Ik kan het niet bewijzen, maar ik heb een suggestie. Aan het einde van de negentiende eeuw, dus kort voor Lynch-Shydrift-Nicholson opdook, kreeg Sherlock Holmes het aan de stok met de wiskundige professor Moriarty. Deze geheimzinnige geleerde was ook een misdadig genie en beheerste de gehele Londense onderwereld. (A. Conan Doyle, The valley of fear en The final problem) "He is the Napoleon of crime, Watson," zei Holmes. Geen koning dus, maar zelfs een keizer van de misdaad. Moriarty was bijzonder lang en mager, hij had diepliggende ogen en een bleek, gladgeschoren gezicht. In 1891 rekende Holmes met hem af bij de Reichenbach watervallen in Zwitserland. Holmes viel van de rotsen en men nam aan dat hij dood was, maar later bleek hij nog in leven te zijn. Moriarty stortte naar beneden, maar zijn lichaam werd nooit gevonden.
"En men kan zich niet onttrekken aan de verdenking dat Moriarty, net als Holmes, het gevecht overleefde en doorging."(W. S. Baring-Gould, The annotated Sherlock Holmes I - 84)
Dick Berents