Hoe maak ik mijn eigen Lister zonder schroeven
Als je verhalen over Lord Lister leest, kom je regelmatig dingen tegen die je al eerder hebt gezien: Charles Brand vermomt zich als vrouw, Raffles en zijn vrinden worden gevangen genomen en ontsnappen, een ontvoering wordt verijdeld. Dit noemen de literatuurhistorici narrative devices, letterlijk vertel-hulpmiddelen. Ik zou ze verhaalelementen of plotelementen willen noemen.
Deze elementen worden gebruikt om het verhaal een stukje verder te helpen of er structuur aan te geven. Het bekendste verhaalelement is de zogeheten ‘Macguffin’, een term, die van Alfred Hitchcock afkomstig is. Het is een voorwerp waar de personen in het verhaal alles voor doen, maar dat op zichzelf geen werkelijke inhoud heeft. In een spionagefilm gaat het vaak om papieren terwijl het onbelangrijk is wat er opstaat; in een misdaadfilm kunnen het juwelen zijn of geld of een wapen.
Tijdens het beroemde interview dat François Truffaut in 1966 met Hitchcock had, legde deze het ontstaan van de term ‘Macguffin’ uit met een verhaaltje. Twee mannen zitten in de trein. De ene vraagt: ”Wat zit er in dat pakje in het bagagerek?” en de ander antwoordt: “Het is een Macguffin.” De eerste vraagt natuurlijk: “Wat is een Macguffin?” “Nou”, zegt de ander, “het is een apparaatje waarmee je leeuwen kun vangen in de Schotse Hooglanden.” “Maar er zijn helemaal geen leeuwen in de Schotse Hooglanden”, zegt de eerste man. “Tja,” zegt de ander, “dan is dat geen Macguffin.” Daaruit blijkt wel dat het niet zo belangrijk is wat de Macguffin precies is, zolang hij het verhaal maar vooruit helpt.
In de verhalen over Sherlock Holmes kom je gedeeltelijk dezelfde plotelementen tegen als in de lord Listers. Vaak zijn het echter ook heel andere brokjes van het verhaal die bij de Lord Listers niet voorkomen: een cliënt komt hulp vragen in Baker Street, Holmes deduceert op een afstand uit een paar waarnemingen heel precies wat iemands achtergrond en beroep is, Doctor Watson wordt in zijn eentje op onderzoek uitgestuurd.
Allerlei moderne verhaalelementen komen we tegenwoordig in films en boeken en stripverhalen tegen, maar ze werden nog niet gebruikt in de tijd dat de Lord Listers werden geschreven. Een paar voorbeelden:
- De ontsnapping door de luchtkokers, waarbij de gevangen helden uit de gesloten kamer ontsnappen, kruipend door - inderdaad - de kokers voor de airconditioning in het plafond.
- De onvermijdelijke waterval: altijd als de hoofdpersoon zich bevind op een snelstromende rivier, op een boot of een vlot of zwemmend, dan is er opeens een waterval.
- De achtervolgende helikopter: in een film stort de helikopter van de tegenstanders altijd met een bevredigende ontploffing neer.
- Ademhalen door een rietje: de hoofdpersoon verstopt zich onder water en haalt adem met een rietje, of tegenwoordig ook met lucht uit een autoband.
- De touwbrug, die vreselijk schommelt en die wordt doorgesneden of afknapt, zodat er iemand naar beneden stort.
- De dreigende bom, die onschadelijk wordt gemaakt twee seconden voordat hij zal afgaan.
- De vijver met haaien. Commentaar overbodig.
Veel van deze moderne plotelementen zijn mogelijk gemaakt door de moderne techniek, zoals helikopters, lasers en airconditioning. Grote invloed hadden populaire films zoals de Indiana Jones serie, de Dirty Harry films en natuurlijk de James Bond reeks. Via die weg kwamen deze plotelementen terecht in de televisieseries, tekenfilms, stripverhalen en opnieuw in boeken.
De auteurs van de verhalen over Lord Lister hebben verhaalelementen ontleend aan de volkscultuur die in hun tijd bestond: aan de verhalen over Sherlock Holmes en Raffles en Arsène Lupin en de verschillende helden van Jules Verne en Edgar Wallace, aan de avonturenromans uit de negentiende eeuw, maar ook aan de pulpboekjes zoals Nick Carter, Buffalo Bill, Nat Pinkerton en Harry Dickson.
Bij de verhaalelementen in de Lord Lister Reeks kunnen we een indeling maken in drie groepen. Sommige elementen dienen om het verhaal op gang te brengen; zij horen vooral bij het begin van een aflevering. Het kan een gesprek zijn van Raffles en Brand die samen een inbraak beramen of een scene waarin boeven een overval plegen. Als een aantal afleveringen samen een doorlopend verhaal vormt, moet de auteur vanaf de tweede aflevering vertellen, wat er daarvoor allemaal gebeurd is, dus dan begint de aflevering met een ‘expositie’.
Wanneer het verhaal eenmaal op gang gekomen is, verschijnen er verhaalelementen die de gebeurtenissen verder helpen. Daar hebben we te maken met de tweede groep: plotelementen die horen bij het midden van het verhaal. Een voorbeeld is de hond, die al snuffelend het spoor volgt en Charles en Edward naar een andere plek brengt.
Elementen die bij het einde horen, sluiten een verhaal af. Dat kan bijvoorbeeld het grote eindgevecht zijn of de dood van de belangrijkste boef, maar ook de redding van Raffles uit gevangenschap door zijn vrienden.
De grenzen tussen deze drie groepen zijn niet altijd scherp te trekken, want een gevecht kan ook in het midden plaatsvinden en het zoeken naar een schat kan zowel te maken hebben met het begin, waar het een motief levert om op reis te gaan, als met het slot, waar ze de schat vinden.
Als je ieder verhaalelement van de ongeveer 910 ‘normale’ en korte Listers zou opsommen, zou de lijst te lang zijn om te publiceren. Ik wil hier alleen een aantal van de meest opvallende en meest voorkomende elementen beschrijven. Ik zal dus niets zeggen over De zigeuners die kinderen stelen, De held die op de kofferbak van een rijdende auto springt (dat kon toen nog), De gechanteerde vrouw, De schijndode (altijd leuk als hij weer tot leven komt) en de wolven achter de arrenslee. Als je alle plotelementen op een rijtje had, zou je daarmee je eigen verhaal over Raffles kunnen schrijven.
Verhaalelementen bij het begin
De krant bij het ontbijt (2175, 2203, 2287, 2312, 2388, 2400, 2419, 2424, 2518, 2594, 2641, 2669, 2694, 2741, Amusant Weekblad I 148-150, AMS III 103 - 105).
Edward en Charles lezen in de krant, meestal bij het ontbijt, een interessant nieuwsfeit. Het kan om van alles gaan: een misdaad die gepleegd is, een aankondiging dat iemand juwelen heeft laten slijpen of ten toon stelt of het bericht dat een rijke familie met vakantie is, maar het is altijd het begin van een avontuur. Soms wordt een krantenartikel in een vervolgverhaal gebruikt om een korte inhoud van het voorafgaande te geven.
De verhalen over Sherlock Holmes beginnen in slechts twee gevallen met het lezen van de krant bij het ontbijt: ‘The adventure of the Copper Beeches’ en ‘The adventure of the Bruce-Partington plans’. Watson en Holmes starten hun avonturen veel vaker ‘s avonds bij het vuur.
Een inbraak met verrassingen (2039, 2400, 2526, 2532, 2558, 2621, 2744, 2750)
Het zou zo eenvoudig kunnen zijn: Raffles en Brand plannen een inbraak, zij voeren de inbraak uit en ze gaan tevreden naar huis met de buit, maar daarmee krijg je geen 32 bladzijden vol. Er is altijd een verrassing: ze worden betrapt, ze merken dat ze bij een crimineel hebben ingebroken, ze lopen in de val, ze zien dat iemand hun voor is geweest en de buit heeft gestolen. Of ze treffen de eigenaar van het huis aan in een lichtelijk vermoorde toestand. En dan begint het verhaal pas echt.
De slechte neef (23, 2117, 2175, 2176, 2518, 2798, 2859, 2904).
Een slecht familielid, meestal een neef, probeert ten koste van de sympathieke rechthebbenden iets voor zichzelf te verkrijgen, gewoonlijk een erfenis. Dat is ook Lord Edward Lister zelf overkomen toen hij jong was. Soms gaat het om een adellijke titel zoals graaf van Dumbarton of Lord Killgrove of Lord Chesterton. De echte erfgenaam, weet soms niet eens dat hij rechten heeft en leeft in armoede. En raad eens wie het hem vertelt?
Detective in de aanbieding. (2063, 2076, 2203, 2312, 2419, 2563, 2628, 2641, 2662, 2690, 2731, 2741, 2782, 2830, 2887, AMS p.49-52)
Een veel voorkomend verhaaltype is het verhaal waarin Raffles een diefstal of een moord oplost. Omdat Lord Lister of Raffles niet openlijk als speurder kunnen optreden, bieden ze zich aan onder een ander identiteit. Lord Aberdeen is een bekende amateurdetective, dus onder die naam gaat Raffles vaak naar inspecteur Baxter. Verder gebruiken Brand en Raffles namen zoals Brown, Shaw, Madden, Geoffrey Gale, Tom Fraser, Jumper en Snapshot, Buster en Sweetpie.
De schatkaart (2481, 2519, 2725, 2814).
Een document of een kaart is een aanleiding om naar een schat te zoeken. Vaak is de kaart het begin van een reis.
De noodlanding (2462, 2603, 2734, vergelijk ook 2481).
Als het vliegtuig een mankement krijgt, moeten de drie vrienden onverwacht landen. Wanneer dat buiten Europa is, komen ze een onverwachte situatie tegen, zoals een vreemd en meestal wild volk. Pas op: er is gevaar om opgegeten te worden.
Een stervende vertelt over een schat (2386, 2505, 2553, 2554).
Iemand die op sterven ligt, vertelt over de vindplaats van goud. Zoeken dus.
De gesloten kamer (2424, 2518, vergelijk AMS I 145-147).
Als Hageman detectiveverhalen schreef waarin Raffles een moord oploste, waren ze nooit erg ingewikkeld. Constructies zoals moord vermomd als zelfmoord, zelfmoord vermomd als moord of moord door alle verdachten samen die we tegenkomen bij detectiveschrijvers in de eerste helft van de twintigste eeuw, vond hij te lastig. Wel gebruikte hij een paar keer het principe van de gesloten kamer, een situatie waarbij iemand vermoord is terwijl het vertrek volledig is afgesloten en er niemand binnen is. De meester van het gesloten kamer mysterie was John Dickson Carr, die er diverse heeft geschreven, ook onder de naam Carter Dickson.
De vergadering van de bende (2395, 2472, 2474, 2475, 2477, 2686, AMS II 73-75, 88-90).
De leiders van de bende of het genootschap komen bij elkaar met alle rituelen die daarbij horen: maskers of een scherm waar de meester achter zit, symbolen op tafel. Er is een raad van zeven of twaalf personen. De bende is meestal de Gouden Sleutel of het Kwade Oog. Een belangrijk onderwerp van bespreking is hoe ze die verduivelde John Raffles te pakken kunnen nemen. Er wordt een plan ontworpen en dit leidt tot een reeks verwikkelingen.
Nick Carter had ook veel te doen met bendes die op hun vergadering rode kappen droegen.
Bij het midden
De ondergrondse of geheime gang (8, 598, 2460, 2621, 2623, 2624, 2666, 2670, 2698, 2841, 2847. AMS II 97-99).
Zoals je een gewone gang gebruikt om van plaats A naar plaats B te komen, zo helpt ook een ondergrondse gang het verhaal van de ene scène naar de andere. Raffles gebruikt zelf een ondergrondse tunnel om van Cromwell Street naar Victoria Street te komen. Gangen beginnen logischerwijze meestal in een kelder. Criminelen graven tunnels om bij een bank binnen te dringen. Geheime gangen in oude gebouwen verbergen meestal een oud geheim, maar ook gangen van een kelder naar een rivier komen voor. In San Francisco was trouwens een hele ondergrondse stad van de Chinezen, waarin Raffles op zoek ging. Een gang is ook een plaats waar veel spanning wordt opgeroepen: het is er donker en er kunnen valstrikken zijn en er gebeuren allerlei onverwachte dingen.
De gehypnotiseerde vrouw (91, 2530, 2648, 2649, 2706, 2741, 2768, 2791, 2848, 2853, 2888).
Vrij wat verhalen zijn gewijd aan misdadige hypnotiseurs en hun handlangers, die aan gewillige slachtoffers geld afhandig maken. Raffles heeft een zo sterk karakter dat het lijkt of hij niet gehypnotiseerd kan worden, maar soms vergeet de schrijver dat en gebeurt het toch. De grote onbekende kan zelf heel goed hypnotiseren en hij gebruikt die gave om misdaden en raadsels op te lossen. Hij hypnotiseert gewoonlijk knappe, jonge vrouwen die zich op de door hem gesuggereerde manier gaan gedragen of die helpen om problemen op te lossen. Zou Raffles zich daardoor een echte man voelen? Vaak gaat het om een medeplichtige van de aanvoerder van een bende.
Hypnose kreeg aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw veel meer aandacht dan tegenwoordig; het leek de oplossing voor veel medische en psychologische problemen maar men vond het ook een bedreiging. Vooral in die tweede betekenis kwam het in de pulpliteratuur voor.
Valse diamanten ontdekt (1072, 2646, 2672, 2887).
Raffles steelt juwelen en ontdekt dat ze vals zijn. De eigenares of de eigenaar had de oorspronkelijke juwelen verkocht en vervangen door namaak; zij of hij ziet de diefstal niet als een groot verlies, maar vindt het erger dat de vervalsing bekend zou worden gemaakt. Soms probeert de eigenaar een deal te sluiten met de dieven om samen de verzekering op te lichten. Dit verhaalelement komt ook tegenwoordig nog wel in de verschillende media voor.
De verdachte ingenieur (2063, 2419, 2563, 2594, 2645, 2626, 2628, 2641, 2659).
In verhalen waarin Raffles optreedt als detective, wordt er door de politie een onschuldige verdacht van de misdaad. Dat is een jongeman met een goede opleiding, meestal een ingenieur maar soms ook een chemicus of een arts. Hij is een beschermeling van Lord Aberdeen. Soms is zijn uitvinding gestolen door dieven of door een rijke ondernemer en de rijkaard kan vermoord worden. De ingenieur is verliefd op een jonge vrouw, de dochter of het nichtje of de zuster van zijn baas, maar het kis ook een paar keer de vrouw van zijn baas. (Je zou hier het plotelement Overspelige liefde kunnen maken; de auteur van de Listers vond dit overspel niet erg verwerpelijk.) Raffles zorgt dat de jongen en het meisje elkaar krijgen.
De arme blinde (2176, 2461, 2622 vgl. 2848).
Beklagenswaardige blinde mensen zoals de blinde vioolspeelster uit nummer 2176 duiken af en toe op. Lord Lister was zelf oogarts, dus hij kon de blinden helpen. Soms is er een verwijzing naar de studie oogheelkunde in Utrecht. Raffles gaf ook veel geld voor mensen die door de oorlog blind geworden waren.
Felix Hageman, die de meeste Lord Listers heeft geschreven, had al jong last van een oogziekte en vanaf 1940 was hij volledig blind. (Hij had trouwens ook vioolles gehad en er wordt veel viool gespeeld in de reeks.) Toch heb ik de indruk dat het motief van de arme blinde vooral uit de melodrama’s van de negentiende eeuw afkomstig is.
De krankzinnige (2387, 2396, 2553, 2621, 2897, 2904, 2913, AMS I 43-45)
Ook zo’n motief uit het melodrama van de negentiende eeuw. Meestal is er een man gek geworden door een schokkende ervaring: dochter overleden, proces verloren, levend begraven. En dan is er natuurlijk af en toe ook nog de waanzinnige geleerde.
Dubbelgangers (519, 835, 2147, 2427, 2744, 2765, 2816).
Dat zijn vooral bankdirecteuren en politiemensen. In de negentiende eeuw gaat het meestal om broers of neven, maar in de Listers is de gelijkenis het resultaat van de schminkdoos. Als je alle gelijkende vermommingen meerekent, zijn het er veel.
De verliefde vrouw (2436, 2581, 2603, 2612, 2681, 2682, 2685, 2700, 2753, 2774, 2806, 2828, 2645, 2847, 2852, 2877, 2883, AMS I 25-28, AMS II 70-72, 91-93).
Jongen ontmoet meisje, ze worden verliefd, ze leven nog lang en gelukkig; dat is het oudste scenario dat we kunnen bedenken. Voor de meeste helden van verhaalreeksen is dat echter niet weggelegd, want ze moeten steeds opnieuw een meisje tegenkomen. (Toen een corrector bij de firma Street and Smith een keer ontdekte dat de auteur Nick Carter had laten trouwen, was het te laat en was het verhaal al gedrukt. Op aandringen van de directie liet de schrijver de echtgenote kort daarna op een tragische manier om het leven komen.)
In het geval van lord Lister komt daar nog een probleem bij: hij kan niet trouwen in verband met zijn betrekking als inbreker en weldoener van de zwakkeren in de samenleving. Dat neemt niet weg dat er wel heel vaak een vrouw verliefd op hem kan worden. Raffles is meestal zelf niet verliefd, maar af en toe valt hij toch voor een vrouw. Dan moet hij haar meedelen dat het niets kan worden. Er zijn een paar variaties:
- De deugdzame vrouw die op Raffles verliefd wordt. Meestal is ze het slachtoffer van een misdrijf of is haar man of vader de rijkaard die het slachtoffer is.
- De slechte vrouw. Ze is een gangsterliefje of althans lid van een bende of zelfs een priesteres van een enge sekte en ze besluit om de grote onbekende te helpen of te redden uit gevangenschap.
- Een andere variatie vinden we in de verhalen waarbij de vrouw aan het einde sterft; een verdrietige maar praktische oplossing van het probleem dat ze nooit kunnen trouwen.
De speurhond (2460, 2471, 2546, 2548, 2620, 2623, 2703, 2753, 2754, 2865, AMS I I 16-18).
Ook een speurhond is verhaaltechnisch een manier om de hoofdrolspelers van plaats A naar plek B te krijgen. Lord Lister had twee honden, Busto en Brain, maar we komen ook de namen Tommy en Buster tegen. Busto mocht een keer mee naar Amerika. Soms spuit Raffles creosoot op iemands autobanden om het spoor voor de hond duidelijker te maken.
Het voorbeeld is misschien wel de hond Pompey die Sherlock Holmes gebruikte in ‘The adventure of the missing Three-Quarter’ en de hond Toby die hij inzette in ‘The sign of the four’.
De verhinderde misdaad (114, 2055, 2133, 2470, 2473, 2474, 2478, 2611, 2666, 2680, 2691, 2751, 2752, 2753, 2765, 2766, 2780, 2823).
Veel verhalen gaan over het verhinderen van een misdrijf, maar misschien is dit nog meer een complete plot dan een plotelement. Het kan gaan om het voorkomen van een diefstal, een inbraak, een bankroof. Als het verhaal over de bende van het Kwade Oog gaat, is het meestal het verhinderen van een ontvoering. Wanneer een miljonair het risico loopt om te worden ontvoerd, vermomt Raffles zich als de miljonair, maar wanneer de dochter gekidnapt kan worden, moet Brand zich meestal in een jurkje hijsen.
Terwijl de vrienden zo een goede daad doen, aarzelen ze toch niet om de buit van een bankroof of een deel van het losgeld mee te nemen; ze moeten tenslotte voor de armen zorgen. Hoeveel ze meenemen, hangt af van de vraag, hoe sympathiek of onsympathiek de eigenaar van het geld is.
Raffles vermomd als bediende (1072, 2480, 2732,2741, 2842, 2847, 2867, 2887, 2891).
Wanneer er een misdrijf is gepleegd of als je een geheim wilt doorgronden, wat doe je dan? Raffles vermomt zich en gaat als bediende of chauffeur in het desbetreffende huis werken. Sherlock Holmes vermomde zich veertien keer, waarvan slechts twee keer als bediende. Nick Carter vermomde zich voortdurend. De oorspronkelijke John Raffles in de verhalen van Hornung was geen grote vermommer, maar zijn Franse collega Arsène Lupin juist weer wel.
Charles Brand vermomd als vrouw (2037, 2308, 2313, 2376, 2390, 2428, 2471, 2472, 2473,2517, 2577, 2543, 2545, 2548, 2752, 2753, 2766, AMS II 73-75, 94-96, 106-108, 109-111, 142-144).
Dat is nu eenmaal zijn specialiteit. Het is een bron van vrolijkheid voor de lezer en een bron van ergernis voor de arme Charles.
De val (2459, 2512, 2645, 2666, 2750, 2794, 2868, 2899).
Raffles en Brand lopen regelmatig in de val, soms letterlijk een kuil of een valdeur. Geeft niet, ze ontsnappen toch wel.
Eer onder dieven (2472, 2477, 2782)
Voor een paar criminelen had Lord Lister respect en zij hadden respect voor hem. Met zo iemand kon je zelfs afspraken maken om een andere misdadiger te bestrijden. Lord Lister vocht samen met markies Beaupré de la Sardogne tegen dr. Cox en bevrijdde de markies uit het huis van bewaring. Later werkte hij samen met Beaupré’s vriendin. Met markies Bretonne, ook een dief, sloot hij een weddenschap af, wie het eerst een diamant zou stelen. De markies verloor en betaalde netjes.
Bij het einde
Het doden van de schurk (2400, 2424, 2463, 2684, 2848 en vele andere).
De belangrijkste crimineel van een verhaal moet aan het einde van het verhaal worden uitgeschakeld. Het meest dramatisch is natuurlijk als hij sterft. Soms doden Raffles en zijn vrienden hem, maar dat geeft een probleem: je maakt als ideale hoofdpersoon liever geen mensen dood. Soms komt er een proces en dan doet de beul het werk, zoals professor Nicholson overkomt.
De verongelukte schurk (114, 2312, 2387, 2467, 2683 2904).
Behalve dat iemand de misdadiger arresteert of doodschiet, kan zijn einde ook plaatsvonden door een ongeluk. Dat voelt enigszins als poëtische rechtvaardigheid: het noodlot slaat toe en de schurk verongelukt. Voordeel is dat de brave hoofdpersoon niemand hoeft te doden.
Een paar voorbeelden: als Arthur Clisby Charles Brand op een elektrische stoel heeft gebonden en hem wil elektrocuteren, struikelt hij en wordt hij zelf door elektriciteit naar het hiernamaals geholpen. Een krankzinnige molenaar die een meisje wil doodslaan, struikelt en wordt verbrijzeld door een wiek van zijn eigen molen. Een ander wil een meisje ontvoeren maar hij struikelt en valt toevallig in de dolk die zij beethoudt. Een crimineel verdrinkt in een ondergrondse kamer als hij struikelt. (Het is me een stelletje klunzen en er wordt wat afgestruikeld!) En mijn favoriet: als de Moloch, de leider van het kwade Oog, van de Brooklyn Brug springt, komt er net een sleepboot langs en valt hij te pletter. Het is te vergelijken met de meester misdadiger professor Moriarty die in ‘The final problem’ van de Reichenbach waterval naar beneden stort.
Dat is een allemaal beetje toevallig en onlogisch dus we gebruiken dan makkelijk de term ‘deus ex machina’, de god uit de machine. Die term komt uit het oude Griekse en Romeinse theater waar af en toe door het ingrijpen van een godheid een einde werd gemaakt aan een vastgelopen situatie.
De zelfmoord van de schurk (2176, 2552, 2563, 2564, 2594, 2648, 2888).
Een andere manier om te verhinderen dat de protagonisten de boef moeten doodschieten, is zelfmoord. Dat komt nog wel eens voor. De beruchte bendeleider de Luipaard maakt bijvoorbeeld een einde aan zijn leven en Mr. X probeert het in elk geval. Raffles verhindert suïcide een keer met succes en dan volgt er een bekentenis. Ook mooi.
De ontsnapping van de schurk (2395, 2529, 2549, 2574, 2841, 2843, 2887).
Als we te maken hebben met een reeks verhalen zoals de conflicten met de Gouden Sleutel en met het Kwade Oog, moet de opperste leider wat langer meegaan. Hoewel zijn naam bekend is, weet hij toch keer op keer te ontsnappen, soms door uit een raam te springen, soms door gebruik te maken van een geheime deur of een stalen scherm dat naar beneden komt zakken. Een vergelijkbare oplossing: professor Lynch lijkt te zijn omgekomen bij de ontploffing van zijn huis in Durham Street, maar zijn lijk wordt niet gevonden. (En we weten wat dat betekent.)
Het mensenoffer (573, 598, 2519, 2578, 2903, 2756, 2459).
Het vermoorden van een medemens, opzettelijk en ritueel, met altaar en gezang, is een van de meest dramatische plotelementen uit de pulpliteratuur. De omgeving is meestal Aziatisch of Afrikaans. We komen het tegen in de boeken van H. Rider Haggard, die series schreef over She en Allan Quatermain, bij Edgar Rice Burroughs (Tarzan) en Robert E. Howard (Conan)en alle imitaties daarvan. We zien het iets later ook in de science fiction opduiken. Vreemd genoeg lukt het bijna nooit om mensen te offeren, want de slachtoffers worden meestal gered. Soms wordt Raffles of Brand door zijn vrienden gered, soms redden zij een mooie, jonge vrouw. In een verhaal in Tibet wordt wel een vetgemeste meneer geofferd.
Vergelijkbaar is het redden van een mooie vrouw die op de brandstapel moet sterven omdat haar man overleden is. In ‘De schat van Siwa’ redt Lord Lister de mooie Kysagotami en in Liefde overwint de dood is het de even mooie Aminda. Het redden van een vrouw van de ‘suttee’ duikt al op in ‘De reis om de wereld in tachtig dagen’ van Jules Verne.
Het duel (91, 2400, 2415, 2477, 2543, 2547, 2612, 2683).
Het duelleren is een overblijfsel uit veel oudere periode. In de middeleeuwen was het duellum een godsoordeel, een middel waardoor de rechtbank kon vaststellen wie er gelijk had. Men had in die tijd nu eenmaal nog geen moderne bewijsmiddelen zoals vingerafdrukken en DNA. In de Lord Listers weten we al wie er gelijk heeft en nu gaat het er alleen maar om, wie de sterkste is. (Maar dat weten we eigenlijk ook al.)
Al is het in de Lord Listers inmiddels de twintigste eeuw, het duel vindt nog meestal plaats met een degen. Vooral in de strijd tegen de bende van de Gouden Sleutel worden veel duels uitgevochten en professor Nicholson spant daarbij wel de kroon. Maar omdat de professor niet zo goed kan vechten als de Grote Onbekende, loopt hij telkens hard weg, vlucht hij via een geheime gang of laat hij stalen luiken naar beneden komen (zie De ontsnapping van de schurk). Ook andere leiders van het genootschap zoals Shydrift en Waybridge duelleren.
Duels kwamen al vroeg voor in historische romans zoals De drie musketiers en daarna in de zogeheten ‘Ruritanische romans’. Dat waren verhalen in een Midden-Europees land, waarin aristocraten in fraaie uniformen intrigeerden en elkaar naar het leven stonden. De bekendste is ‘De gevangene van Zenda’ van Anthony Hope (1894) maar er is ook een hele reeks van George McCutcheon over het land Graustark en deze ‘Graustarkian novels’ werden in de twintigste eeuw nagevolgd in boeken van bijvoorbeeld Edgar Rice Burroughs en George MacDonald Frazer. In de film zien we het thema onder meer terug in ‘The great race’ en ‘The princess bride’.
De langzame dood (633, 990, 2390, 2423, 2624, 2647, 2726, 2795, 2823, 2886, AMS II 91-93).
We kennen het uit talloze films: de leider van de slechteriken heeft de held gevangen genomen. Voor ons is duidelijk dat een slimmere schurk hem meteen zou neerschieten, maar de aanvoerder wil zich eerst verkneukelen in het ongeluk van zijn tegenstander. “So we meet again, doctor Jones...” en dan volgt er een lange uiteenzetting van wat de crimineel van plan is met onze hoofdpersoon. Daar zal hij spijt van krijgen... Vervolgens bindt hij de held vast op een apparaat waardoor hij langzaam zal sterven, of hij stopt hem in een vertrek dat langzaam vol water loopt of hij heeft een andere ingenieuze methode. Tenslotte is het “Goodbye mister Bond.”
Bij de pogingen om Raffles langzaam te doden zien we als middelen een ketel met hete lucht, natuurlijk de tikkende bom en de altijd populaire kamer die volloopt met water. Een andere kamer des doods heeft een plafond dat langzaam naar beneden zakt om de aanwezigen te verpletteren. Ook allerlei martelingen zijn op die manier opgezet.
Van de helden uit de negentiende eeuw werd vooral Nick Carter voortdurend bijna gedood: met een cirkelzaag, met roterende messen, in een kist van een schip gegooid, in een kuil met wilde dieren en bijna verpletterd in een bed. En niet voor niets heet aflevering nummer 1 van Harry Dickson ‘Aan een vreselijke dood ontsnapt’.
Redding door vrienden (2039, 2287, 2459, 2553, 2603, 2647, 2656, 2671, 2734, 2753, 2886).
Vaak is één van de drie vrienden tegen het einde gevangen genomen, meestal Edward, soms Charles en een enkele keer James. Dan wordt hij gered door één of twee van de anderen. Een variatie is de ‘redding door de cavalerie’, in de praktijk de politie, maar in ‘De tempel van Vishnoe’ zijn het soldaten.
Het briefje in de brandkast (1, 2039, 2203, 2749, 2798 AMS I 4-6).
Vaak liet de Grote Onbekende een briefje achter in de leeggehaalde brandkast waarin hij de bestolene of de politie bespotte. Ook stuurde hij brieven waarin hij aankondigde dat hij zou inbreken. In nummer 1 schrijft hij bijvoorbeeld aan inspecteur Baxter: “Voor uw bemoeiingen inzake mijn laatste inbraak zend ik u 10 pond en ik hoop, dat gij dit bedrag voor een goed ontbijt zult besteden. Raffles.” We zien het vaak gebeuren in de eerste 110 delen die in het Duits vertaald zijn en daarvóór al bij de verhalen over Arsène Lupin.
Conclusie
Je zou een rad van fortuin kunnen maken waarmee je iedere keer een plotelement kunt kiezen. Beter zou het zijn als je een schema kon maken waarin de auteur eerst moet kiezen voor een verhaaltype (bijvoorbeeld inbraakverhaal, detectiveverhaal, avontuur in vreemde landen, strijd met een bende) en dan een keuze kreeg uit een groot aantal verhaalelementen. Nadat hij dat gebruikt had, kreeg hij de keuze uit de volgende elementen en dat proces kon je een groot aantal keren herhalen. Daarvoor zou je een reusachtig stuk papier nodig hebben of een computerprogramma. Ik ben er zeker van dat Felix Hageman onbewust zulke schema’s in zijn hoofd had.
Zo zou je kunnen kiezen voor het verhaaltype Avonturen in vreemde landen met als elementen de Noodlanding, het Mensenoffer en de Verliefde vrouw. Dan krijg je aflevering 2603 ‘De priesteres van de dood’. Bij de keuze voor een Strijd tegen een bende met als plotelementen Hypnose, de Langzame dood en de Redding door vrienden krijg je nummer 2649, ‘De dodende ketel’.
Wanneer je drie of vier plotelementen bij elkaar zet, krijg je altijd ongeveer hetzelfde verhaal. Kies je voor een detectiveverhaal met de combinatie van de aangeboden detective, de overspelige liefde en de verdachte ingenieur, dan krijg je verhaal 2419 ‘De staalkoning’ maar ook 2563 ‘Een vrouw in het spel’. Die twee verhalen lijken dan ook sterk op elkaar.
Zo maak je dus je eigen Lord Lister zonder schroeven.
Dick Berents
Deze elementen worden gebruikt om het verhaal een stukje verder te helpen of er structuur aan te geven. Het bekendste verhaalelement is de zogeheten ‘Macguffin’, een term, die van Alfred Hitchcock afkomstig is. Het is een voorwerp waar de personen in het verhaal alles voor doen, maar dat op zichzelf geen werkelijke inhoud heeft. In een spionagefilm gaat het vaak om papieren terwijl het onbelangrijk is wat er opstaat; in een misdaadfilm kunnen het juwelen zijn of geld of een wapen.
Tijdens het beroemde interview dat François Truffaut in 1966 met Hitchcock had, legde deze het ontstaan van de term ‘Macguffin’ uit met een verhaaltje. Twee mannen zitten in de trein. De ene vraagt: ”Wat zit er in dat pakje in het bagagerek?” en de ander antwoordt: “Het is een Macguffin.” De eerste vraagt natuurlijk: “Wat is een Macguffin?” “Nou”, zegt de ander, “het is een apparaatje waarmee je leeuwen kun vangen in de Schotse Hooglanden.” “Maar er zijn helemaal geen leeuwen in de Schotse Hooglanden”, zegt de eerste man. “Tja,” zegt de ander, “dan is dat geen Macguffin.” Daaruit blijkt wel dat het niet zo belangrijk is wat de Macguffin precies is, zolang hij het verhaal maar vooruit helpt.
In de verhalen over Sherlock Holmes kom je gedeeltelijk dezelfde plotelementen tegen als in de lord Listers. Vaak zijn het echter ook heel andere brokjes van het verhaal die bij de Lord Listers niet voorkomen: een cliënt komt hulp vragen in Baker Street, Holmes deduceert op een afstand uit een paar waarnemingen heel precies wat iemands achtergrond en beroep is, Doctor Watson wordt in zijn eentje op onderzoek uitgestuurd.
Allerlei moderne verhaalelementen komen we tegenwoordig in films en boeken en stripverhalen tegen, maar ze werden nog niet gebruikt in de tijd dat de Lord Listers werden geschreven. Een paar voorbeelden:
- De ontsnapping door de luchtkokers, waarbij de gevangen helden uit de gesloten kamer ontsnappen, kruipend door - inderdaad - de kokers voor de airconditioning in het plafond.
- De onvermijdelijke waterval: altijd als de hoofdpersoon zich bevind op een snelstromende rivier, op een boot of een vlot of zwemmend, dan is er opeens een waterval.
- De achtervolgende helikopter: in een film stort de helikopter van de tegenstanders altijd met een bevredigende ontploffing neer.
- Ademhalen door een rietje: de hoofdpersoon verstopt zich onder water en haalt adem met een rietje, of tegenwoordig ook met lucht uit een autoband.
- De touwbrug, die vreselijk schommelt en die wordt doorgesneden of afknapt, zodat er iemand naar beneden stort.
- De dreigende bom, die onschadelijk wordt gemaakt twee seconden voordat hij zal afgaan.
- De vijver met haaien. Commentaar overbodig.
Veel van deze moderne plotelementen zijn mogelijk gemaakt door de moderne techniek, zoals helikopters, lasers en airconditioning. Grote invloed hadden populaire films zoals de Indiana Jones serie, de Dirty Harry films en natuurlijk de James Bond reeks. Via die weg kwamen deze plotelementen terecht in de televisieseries, tekenfilms, stripverhalen en opnieuw in boeken.
De auteurs van de verhalen over Lord Lister hebben verhaalelementen ontleend aan de volkscultuur die in hun tijd bestond: aan de verhalen over Sherlock Holmes en Raffles en Arsène Lupin en de verschillende helden van Jules Verne en Edgar Wallace, aan de avonturenromans uit de negentiende eeuw, maar ook aan de pulpboekjes zoals Nick Carter, Buffalo Bill, Nat Pinkerton en Harry Dickson.
Bij de verhaalelementen in de Lord Lister Reeks kunnen we een indeling maken in drie groepen. Sommige elementen dienen om het verhaal op gang te brengen; zij horen vooral bij het begin van een aflevering. Het kan een gesprek zijn van Raffles en Brand die samen een inbraak beramen of een scene waarin boeven een overval plegen. Als een aantal afleveringen samen een doorlopend verhaal vormt, moet de auteur vanaf de tweede aflevering vertellen, wat er daarvoor allemaal gebeurd is, dus dan begint de aflevering met een ‘expositie’.
Wanneer het verhaal eenmaal op gang gekomen is, verschijnen er verhaalelementen die de gebeurtenissen verder helpen. Daar hebben we te maken met de tweede groep: plotelementen die horen bij het midden van het verhaal. Een voorbeeld is de hond, die al snuffelend het spoor volgt en Charles en Edward naar een andere plek brengt.
Elementen die bij het einde horen, sluiten een verhaal af. Dat kan bijvoorbeeld het grote eindgevecht zijn of de dood van de belangrijkste boef, maar ook de redding van Raffles uit gevangenschap door zijn vrienden.
De grenzen tussen deze drie groepen zijn niet altijd scherp te trekken, want een gevecht kan ook in het midden plaatsvinden en het zoeken naar een schat kan zowel te maken hebben met het begin, waar het een motief levert om op reis te gaan, als met het slot, waar ze de schat vinden.
Als je ieder verhaalelement van de ongeveer 910 ‘normale’ en korte Listers zou opsommen, zou de lijst te lang zijn om te publiceren. Ik wil hier alleen een aantal van de meest opvallende en meest voorkomende elementen beschrijven. Ik zal dus niets zeggen over De zigeuners die kinderen stelen, De held die op de kofferbak van een rijdende auto springt (dat kon toen nog), De gechanteerde vrouw, De schijndode (altijd leuk als hij weer tot leven komt) en de wolven achter de arrenslee. Als je alle plotelementen op een rijtje had, zou je daarmee je eigen verhaal over Raffles kunnen schrijven.
Verhaalelementen bij het begin
De krant bij het ontbijt (2175, 2203, 2287, 2312, 2388, 2400, 2419, 2424, 2518, 2594, 2641, 2669, 2694, 2741, Amusant Weekblad I 148-150, AMS III 103 - 105).
Edward en Charles lezen in de krant, meestal bij het ontbijt, een interessant nieuwsfeit. Het kan om van alles gaan: een misdaad die gepleegd is, een aankondiging dat iemand juwelen heeft laten slijpen of ten toon stelt of het bericht dat een rijke familie met vakantie is, maar het is altijd het begin van een avontuur. Soms wordt een krantenartikel in een vervolgverhaal gebruikt om een korte inhoud van het voorafgaande te geven.
De verhalen over Sherlock Holmes beginnen in slechts twee gevallen met het lezen van de krant bij het ontbijt: ‘The adventure of the Copper Beeches’ en ‘The adventure of the Bruce-Partington plans’. Watson en Holmes starten hun avonturen veel vaker ‘s avonds bij het vuur.
Een inbraak met verrassingen (2039, 2400, 2526, 2532, 2558, 2621, 2744, 2750)
Het zou zo eenvoudig kunnen zijn: Raffles en Brand plannen een inbraak, zij voeren de inbraak uit en ze gaan tevreden naar huis met de buit, maar daarmee krijg je geen 32 bladzijden vol. Er is altijd een verrassing: ze worden betrapt, ze merken dat ze bij een crimineel hebben ingebroken, ze lopen in de val, ze zien dat iemand hun voor is geweest en de buit heeft gestolen. Of ze treffen de eigenaar van het huis aan in een lichtelijk vermoorde toestand. En dan begint het verhaal pas echt.
De slechte neef (23, 2117, 2175, 2176, 2518, 2798, 2859, 2904).
Een slecht familielid, meestal een neef, probeert ten koste van de sympathieke rechthebbenden iets voor zichzelf te verkrijgen, gewoonlijk een erfenis. Dat is ook Lord Edward Lister zelf overkomen toen hij jong was. Soms gaat het om een adellijke titel zoals graaf van Dumbarton of Lord Killgrove of Lord Chesterton. De echte erfgenaam, weet soms niet eens dat hij rechten heeft en leeft in armoede. En raad eens wie het hem vertelt?
Detective in de aanbieding. (2063, 2076, 2203, 2312, 2419, 2563, 2628, 2641, 2662, 2690, 2731, 2741, 2782, 2830, 2887, AMS p.49-52)
Een veel voorkomend verhaaltype is het verhaal waarin Raffles een diefstal of een moord oplost. Omdat Lord Lister of Raffles niet openlijk als speurder kunnen optreden, bieden ze zich aan onder een ander identiteit. Lord Aberdeen is een bekende amateurdetective, dus onder die naam gaat Raffles vaak naar inspecteur Baxter. Verder gebruiken Brand en Raffles namen zoals Brown, Shaw, Madden, Geoffrey Gale, Tom Fraser, Jumper en Snapshot, Buster en Sweetpie.
De schatkaart (2481, 2519, 2725, 2814).
Een document of een kaart is een aanleiding om naar een schat te zoeken. Vaak is de kaart het begin van een reis.
De noodlanding (2462, 2603, 2734, vergelijk ook 2481).
Als het vliegtuig een mankement krijgt, moeten de drie vrienden onverwacht landen. Wanneer dat buiten Europa is, komen ze een onverwachte situatie tegen, zoals een vreemd en meestal wild volk. Pas op: er is gevaar om opgegeten te worden.
Een stervende vertelt over een schat (2386, 2505, 2553, 2554).
Iemand die op sterven ligt, vertelt over de vindplaats van goud. Zoeken dus.
De gesloten kamer (2424, 2518, vergelijk AMS I 145-147).
Als Hageman detectiveverhalen schreef waarin Raffles een moord oploste, waren ze nooit erg ingewikkeld. Constructies zoals moord vermomd als zelfmoord, zelfmoord vermomd als moord of moord door alle verdachten samen die we tegenkomen bij detectiveschrijvers in de eerste helft van de twintigste eeuw, vond hij te lastig. Wel gebruikte hij een paar keer het principe van de gesloten kamer, een situatie waarbij iemand vermoord is terwijl het vertrek volledig is afgesloten en er niemand binnen is. De meester van het gesloten kamer mysterie was John Dickson Carr, die er diverse heeft geschreven, ook onder de naam Carter Dickson.
De vergadering van de bende (2395, 2472, 2474, 2475, 2477, 2686, AMS II 73-75, 88-90).
De leiders van de bende of het genootschap komen bij elkaar met alle rituelen die daarbij horen: maskers of een scherm waar de meester achter zit, symbolen op tafel. Er is een raad van zeven of twaalf personen. De bende is meestal de Gouden Sleutel of het Kwade Oog. Een belangrijk onderwerp van bespreking is hoe ze die verduivelde John Raffles te pakken kunnen nemen. Er wordt een plan ontworpen en dit leidt tot een reeks verwikkelingen.
Nick Carter had ook veel te doen met bendes die op hun vergadering rode kappen droegen.
Bij het midden
De ondergrondse of geheime gang (8, 598, 2460, 2621, 2623, 2624, 2666, 2670, 2698, 2841, 2847. AMS II 97-99).
Zoals je een gewone gang gebruikt om van plaats A naar plaats B te komen, zo helpt ook een ondergrondse gang het verhaal van de ene scène naar de andere. Raffles gebruikt zelf een ondergrondse tunnel om van Cromwell Street naar Victoria Street te komen. Gangen beginnen logischerwijze meestal in een kelder. Criminelen graven tunnels om bij een bank binnen te dringen. Geheime gangen in oude gebouwen verbergen meestal een oud geheim, maar ook gangen van een kelder naar een rivier komen voor. In San Francisco was trouwens een hele ondergrondse stad van de Chinezen, waarin Raffles op zoek ging. Een gang is ook een plaats waar veel spanning wordt opgeroepen: het is er donker en er kunnen valstrikken zijn en er gebeuren allerlei onverwachte dingen.
De gehypnotiseerde vrouw (91, 2530, 2648, 2649, 2706, 2741, 2768, 2791, 2848, 2853, 2888).
Vrij wat verhalen zijn gewijd aan misdadige hypnotiseurs en hun handlangers, die aan gewillige slachtoffers geld afhandig maken. Raffles heeft een zo sterk karakter dat het lijkt of hij niet gehypnotiseerd kan worden, maar soms vergeet de schrijver dat en gebeurt het toch. De grote onbekende kan zelf heel goed hypnotiseren en hij gebruikt die gave om misdaden en raadsels op te lossen. Hij hypnotiseert gewoonlijk knappe, jonge vrouwen die zich op de door hem gesuggereerde manier gaan gedragen of die helpen om problemen op te lossen. Zou Raffles zich daardoor een echte man voelen? Vaak gaat het om een medeplichtige van de aanvoerder van een bende.
Hypnose kreeg aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw veel meer aandacht dan tegenwoordig; het leek de oplossing voor veel medische en psychologische problemen maar men vond het ook een bedreiging. Vooral in die tweede betekenis kwam het in de pulpliteratuur voor.
Valse diamanten ontdekt (1072, 2646, 2672, 2887).
Raffles steelt juwelen en ontdekt dat ze vals zijn. De eigenares of de eigenaar had de oorspronkelijke juwelen verkocht en vervangen door namaak; zij of hij ziet de diefstal niet als een groot verlies, maar vindt het erger dat de vervalsing bekend zou worden gemaakt. Soms probeert de eigenaar een deal te sluiten met de dieven om samen de verzekering op te lichten. Dit verhaalelement komt ook tegenwoordig nog wel in de verschillende media voor.
De verdachte ingenieur (2063, 2419, 2563, 2594, 2645, 2626, 2628, 2641, 2659).
In verhalen waarin Raffles optreedt als detective, wordt er door de politie een onschuldige verdacht van de misdaad. Dat is een jongeman met een goede opleiding, meestal een ingenieur maar soms ook een chemicus of een arts. Hij is een beschermeling van Lord Aberdeen. Soms is zijn uitvinding gestolen door dieven of door een rijke ondernemer en de rijkaard kan vermoord worden. De ingenieur is verliefd op een jonge vrouw, de dochter of het nichtje of de zuster van zijn baas, maar het kis ook een paar keer de vrouw van zijn baas. (Je zou hier het plotelement Overspelige liefde kunnen maken; de auteur van de Listers vond dit overspel niet erg verwerpelijk.) Raffles zorgt dat de jongen en het meisje elkaar krijgen.
De arme blinde (2176, 2461, 2622 vgl. 2848).
Beklagenswaardige blinde mensen zoals de blinde vioolspeelster uit nummer 2176 duiken af en toe op. Lord Lister was zelf oogarts, dus hij kon de blinden helpen. Soms is er een verwijzing naar de studie oogheelkunde in Utrecht. Raffles gaf ook veel geld voor mensen die door de oorlog blind geworden waren.
Felix Hageman, die de meeste Lord Listers heeft geschreven, had al jong last van een oogziekte en vanaf 1940 was hij volledig blind. (Hij had trouwens ook vioolles gehad en er wordt veel viool gespeeld in de reeks.) Toch heb ik de indruk dat het motief van de arme blinde vooral uit de melodrama’s van de negentiende eeuw afkomstig is.
De krankzinnige (2387, 2396, 2553, 2621, 2897, 2904, 2913, AMS I 43-45)
Ook zo’n motief uit het melodrama van de negentiende eeuw. Meestal is er een man gek geworden door een schokkende ervaring: dochter overleden, proces verloren, levend begraven. En dan is er natuurlijk af en toe ook nog de waanzinnige geleerde.
Dubbelgangers (519, 835, 2147, 2427, 2744, 2765, 2816).
Dat zijn vooral bankdirecteuren en politiemensen. In de negentiende eeuw gaat het meestal om broers of neven, maar in de Listers is de gelijkenis het resultaat van de schminkdoos. Als je alle gelijkende vermommingen meerekent, zijn het er veel.
De verliefde vrouw (2436, 2581, 2603, 2612, 2681, 2682, 2685, 2700, 2753, 2774, 2806, 2828, 2645, 2847, 2852, 2877, 2883, AMS I 25-28, AMS II 70-72, 91-93).
Jongen ontmoet meisje, ze worden verliefd, ze leven nog lang en gelukkig; dat is het oudste scenario dat we kunnen bedenken. Voor de meeste helden van verhaalreeksen is dat echter niet weggelegd, want ze moeten steeds opnieuw een meisje tegenkomen. (Toen een corrector bij de firma Street and Smith een keer ontdekte dat de auteur Nick Carter had laten trouwen, was het te laat en was het verhaal al gedrukt. Op aandringen van de directie liet de schrijver de echtgenote kort daarna op een tragische manier om het leven komen.)
In het geval van lord Lister komt daar nog een probleem bij: hij kan niet trouwen in verband met zijn betrekking als inbreker en weldoener van de zwakkeren in de samenleving. Dat neemt niet weg dat er wel heel vaak een vrouw verliefd op hem kan worden. Raffles is meestal zelf niet verliefd, maar af en toe valt hij toch voor een vrouw. Dan moet hij haar meedelen dat het niets kan worden. Er zijn een paar variaties:
- De deugdzame vrouw die op Raffles verliefd wordt. Meestal is ze het slachtoffer van een misdrijf of is haar man of vader de rijkaard die het slachtoffer is.
- De slechte vrouw. Ze is een gangsterliefje of althans lid van een bende of zelfs een priesteres van een enge sekte en ze besluit om de grote onbekende te helpen of te redden uit gevangenschap.
- Een andere variatie vinden we in de verhalen waarbij de vrouw aan het einde sterft; een verdrietige maar praktische oplossing van het probleem dat ze nooit kunnen trouwen.
De speurhond (2460, 2471, 2546, 2548, 2620, 2623, 2703, 2753, 2754, 2865, AMS I I 16-18).
Ook een speurhond is verhaaltechnisch een manier om de hoofdrolspelers van plaats A naar plek B te krijgen. Lord Lister had twee honden, Busto en Brain, maar we komen ook de namen Tommy en Buster tegen. Busto mocht een keer mee naar Amerika. Soms spuit Raffles creosoot op iemands autobanden om het spoor voor de hond duidelijker te maken.
Het voorbeeld is misschien wel de hond Pompey die Sherlock Holmes gebruikte in ‘The adventure of the missing Three-Quarter’ en de hond Toby die hij inzette in ‘The sign of the four’.
De verhinderde misdaad (114, 2055, 2133, 2470, 2473, 2474, 2478, 2611, 2666, 2680, 2691, 2751, 2752, 2753, 2765, 2766, 2780, 2823).
Veel verhalen gaan over het verhinderen van een misdrijf, maar misschien is dit nog meer een complete plot dan een plotelement. Het kan gaan om het voorkomen van een diefstal, een inbraak, een bankroof. Als het verhaal over de bende van het Kwade Oog gaat, is het meestal het verhinderen van een ontvoering. Wanneer een miljonair het risico loopt om te worden ontvoerd, vermomt Raffles zich als de miljonair, maar wanneer de dochter gekidnapt kan worden, moet Brand zich meestal in een jurkje hijsen.
Terwijl de vrienden zo een goede daad doen, aarzelen ze toch niet om de buit van een bankroof of een deel van het losgeld mee te nemen; ze moeten tenslotte voor de armen zorgen. Hoeveel ze meenemen, hangt af van de vraag, hoe sympathiek of onsympathiek de eigenaar van het geld is.
Raffles vermomd als bediende (1072, 2480, 2732,2741, 2842, 2847, 2867, 2887, 2891).
Wanneer er een misdrijf is gepleegd of als je een geheim wilt doorgronden, wat doe je dan? Raffles vermomt zich en gaat als bediende of chauffeur in het desbetreffende huis werken. Sherlock Holmes vermomde zich veertien keer, waarvan slechts twee keer als bediende. Nick Carter vermomde zich voortdurend. De oorspronkelijke John Raffles in de verhalen van Hornung was geen grote vermommer, maar zijn Franse collega Arsène Lupin juist weer wel.
Charles Brand vermomd als vrouw (2037, 2308, 2313, 2376, 2390, 2428, 2471, 2472, 2473,2517, 2577, 2543, 2545, 2548, 2752, 2753, 2766, AMS II 73-75, 94-96, 106-108, 109-111, 142-144).
Dat is nu eenmaal zijn specialiteit. Het is een bron van vrolijkheid voor de lezer en een bron van ergernis voor de arme Charles.
De val (2459, 2512, 2645, 2666, 2750, 2794, 2868, 2899).
Raffles en Brand lopen regelmatig in de val, soms letterlijk een kuil of een valdeur. Geeft niet, ze ontsnappen toch wel.
Eer onder dieven (2472, 2477, 2782)
Voor een paar criminelen had Lord Lister respect en zij hadden respect voor hem. Met zo iemand kon je zelfs afspraken maken om een andere misdadiger te bestrijden. Lord Lister vocht samen met markies Beaupré de la Sardogne tegen dr. Cox en bevrijdde de markies uit het huis van bewaring. Later werkte hij samen met Beaupré’s vriendin. Met markies Bretonne, ook een dief, sloot hij een weddenschap af, wie het eerst een diamant zou stelen. De markies verloor en betaalde netjes.
Bij het einde
Het doden van de schurk (2400, 2424, 2463, 2684, 2848 en vele andere).
De belangrijkste crimineel van een verhaal moet aan het einde van het verhaal worden uitgeschakeld. Het meest dramatisch is natuurlijk als hij sterft. Soms doden Raffles en zijn vrienden hem, maar dat geeft een probleem: je maakt als ideale hoofdpersoon liever geen mensen dood. Soms komt er een proces en dan doet de beul het werk, zoals professor Nicholson overkomt.
De verongelukte schurk (114, 2312, 2387, 2467, 2683 2904).
Behalve dat iemand de misdadiger arresteert of doodschiet, kan zijn einde ook plaatsvonden door een ongeluk. Dat voelt enigszins als poëtische rechtvaardigheid: het noodlot slaat toe en de schurk verongelukt. Voordeel is dat de brave hoofdpersoon niemand hoeft te doden.
Een paar voorbeelden: als Arthur Clisby Charles Brand op een elektrische stoel heeft gebonden en hem wil elektrocuteren, struikelt hij en wordt hij zelf door elektriciteit naar het hiernamaals geholpen. Een krankzinnige molenaar die een meisje wil doodslaan, struikelt en wordt verbrijzeld door een wiek van zijn eigen molen. Een ander wil een meisje ontvoeren maar hij struikelt en valt toevallig in de dolk die zij beethoudt. Een crimineel verdrinkt in een ondergrondse kamer als hij struikelt. (Het is me een stelletje klunzen en er wordt wat afgestruikeld!) En mijn favoriet: als de Moloch, de leider van het kwade Oog, van de Brooklyn Brug springt, komt er net een sleepboot langs en valt hij te pletter. Het is te vergelijken met de meester misdadiger professor Moriarty die in ‘The final problem’ van de Reichenbach waterval naar beneden stort.
Dat is een allemaal beetje toevallig en onlogisch dus we gebruiken dan makkelijk de term ‘deus ex machina’, de god uit de machine. Die term komt uit het oude Griekse en Romeinse theater waar af en toe door het ingrijpen van een godheid een einde werd gemaakt aan een vastgelopen situatie.
De zelfmoord van de schurk (2176, 2552, 2563, 2564, 2594, 2648, 2888).
Een andere manier om te verhinderen dat de protagonisten de boef moeten doodschieten, is zelfmoord. Dat komt nog wel eens voor. De beruchte bendeleider de Luipaard maakt bijvoorbeeld een einde aan zijn leven en Mr. X probeert het in elk geval. Raffles verhindert suïcide een keer met succes en dan volgt er een bekentenis. Ook mooi.
De ontsnapping van de schurk (2395, 2529, 2549, 2574, 2841, 2843, 2887).
Als we te maken hebben met een reeks verhalen zoals de conflicten met de Gouden Sleutel en met het Kwade Oog, moet de opperste leider wat langer meegaan. Hoewel zijn naam bekend is, weet hij toch keer op keer te ontsnappen, soms door uit een raam te springen, soms door gebruik te maken van een geheime deur of een stalen scherm dat naar beneden komt zakken. Een vergelijkbare oplossing: professor Lynch lijkt te zijn omgekomen bij de ontploffing van zijn huis in Durham Street, maar zijn lijk wordt niet gevonden. (En we weten wat dat betekent.)
Het mensenoffer (573, 598, 2519, 2578, 2903, 2756, 2459).
Het vermoorden van een medemens, opzettelijk en ritueel, met altaar en gezang, is een van de meest dramatische plotelementen uit de pulpliteratuur. De omgeving is meestal Aziatisch of Afrikaans. We komen het tegen in de boeken van H. Rider Haggard, die series schreef over She en Allan Quatermain, bij Edgar Rice Burroughs (Tarzan) en Robert E. Howard (Conan)en alle imitaties daarvan. We zien het iets later ook in de science fiction opduiken. Vreemd genoeg lukt het bijna nooit om mensen te offeren, want de slachtoffers worden meestal gered. Soms wordt Raffles of Brand door zijn vrienden gered, soms redden zij een mooie, jonge vrouw. In een verhaal in Tibet wordt wel een vetgemeste meneer geofferd.
Vergelijkbaar is het redden van een mooie vrouw die op de brandstapel moet sterven omdat haar man overleden is. In ‘De schat van Siwa’ redt Lord Lister de mooie Kysagotami en in Liefde overwint de dood is het de even mooie Aminda. Het redden van een vrouw van de ‘suttee’ duikt al op in ‘De reis om de wereld in tachtig dagen’ van Jules Verne.
Het duel (91, 2400, 2415, 2477, 2543, 2547, 2612, 2683).
Het duelleren is een overblijfsel uit veel oudere periode. In de middeleeuwen was het duellum een godsoordeel, een middel waardoor de rechtbank kon vaststellen wie er gelijk had. Men had in die tijd nu eenmaal nog geen moderne bewijsmiddelen zoals vingerafdrukken en DNA. In de Lord Listers weten we al wie er gelijk heeft en nu gaat het er alleen maar om, wie de sterkste is. (Maar dat weten we eigenlijk ook al.)
Al is het in de Lord Listers inmiddels de twintigste eeuw, het duel vindt nog meestal plaats met een degen. Vooral in de strijd tegen de bende van de Gouden Sleutel worden veel duels uitgevochten en professor Nicholson spant daarbij wel de kroon. Maar omdat de professor niet zo goed kan vechten als de Grote Onbekende, loopt hij telkens hard weg, vlucht hij via een geheime gang of laat hij stalen luiken naar beneden komen (zie De ontsnapping van de schurk). Ook andere leiders van het genootschap zoals Shydrift en Waybridge duelleren.
Duels kwamen al vroeg voor in historische romans zoals De drie musketiers en daarna in de zogeheten ‘Ruritanische romans’. Dat waren verhalen in een Midden-Europees land, waarin aristocraten in fraaie uniformen intrigeerden en elkaar naar het leven stonden. De bekendste is ‘De gevangene van Zenda’ van Anthony Hope (1894) maar er is ook een hele reeks van George McCutcheon over het land Graustark en deze ‘Graustarkian novels’ werden in de twintigste eeuw nagevolgd in boeken van bijvoorbeeld Edgar Rice Burroughs en George MacDonald Frazer. In de film zien we het thema onder meer terug in ‘The great race’ en ‘The princess bride’.
De langzame dood (633, 990, 2390, 2423, 2624, 2647, 2726, 2795, 2823, 2886, AMS II 91-93).
We kennen het uit talloze films: de leider van de slechteriken heeft de held gevangen genomen. Voor ons is duidelijk dat een slimmere schurk hem meteen zou neerschieten, maar de aanvoerder wil zich eerst verkneukelen in het ongeluk van zijn tegenstander. “So we meet again, doctor Jones...” en dan volgt er een lange uiteenzetting van wat de crimineel van plan is met onze hoofdpersoon. Daar zal hij spijt van krijgen... Vervolgens bindt hij de held vast op een apparaat waardoor hij langzaam zal sterven, of hij stopt hem in een vertrek dat langzaam vol water loopt of hij heeft een andere ingenieuze methode. Tenslotte is het “Goodbye mister Bond.”
Bij de pogingen om Raffles langzaam te doden zien we als middelen een ketel met hete lucht, natuurlijk de tikkende bom en de altijd populaire kamer die volloopt met water. Een andere kamer des doods heeft een plafond dat langzaam naar beneden zakt om de aanwezigen te verpletteren. Ook allerlei martelingen zijn op die manier opgezet.
Van de helden uit de negentiende eeuw werd vooral Nick Carter voortdurend bijna gedood: met een cirkelzaag, met roterende messen, in een kist van een schip gegooid, in een kuil met wilde dieren en bijna verpletterd in een bed. En niet voor niets heet aflevering nummer 1 van Harry Dickson ‘Aan een vreselijke dood ontsnapt’.
Redding door vrienden (2039, 2287, 2459, 2553, 2603, 2647, 2656, 2671, 2734, 2753, 2886).
Vaak is één van de drie vrienden tegen het einde gevangen genomen, meestal Edward, soms Charles en een enkele keer James. Dan wordt hij gered door één of twee van de anderen. Een variatie is de ‘redding door de cavalerie’, in de praktijk de politie, maar in ‘De tempel van Vishnoe’ zijn het soldaten.
Het briefje in de brandkast (1, 2039, 2203, 2749, 2798 AMS I 4-6).
Vaak liet de Grote Onbekende een briefje achter in de leeggehaalde brandkast waarin hij de bestolene of de politie bespotte. Ook stuurde hij brieven waarin hij aankondigde dat hij zou inbreken. In nummer 1 schrijft hij bijvoorbeeld aan inspecteur Baxter: “Voor uw bemoeiingen inzake mijn laatste inbraak zend ik u 10 pond en ik hoop, dat gij dit bedrag voor een goed ontbijt zult besteden. Raffles.” We zien het vaak gebeuren in de eerste 110 delen die in het Duits vertaald zijn en daarvóór al bij de verhalen over Arsène Lupin.
Conclusie
Je zou een rad van fortuin kunnen maken waarmee je iedere keer een plotelement kunt kiezen. Beter zou het zijn als je een schema kon maken waarin de auteur eerst moet kiezen voor een verhaaltype (bijvoorbeeld inbraakverhaal, detectiveverhaal, avontuur in vreemde landen, strijd met een bende) en dan een keuze kreeg uit een groot aantal verhaalelementen. Nadat hij dat gebruikt had, kreeg hij de keuze uit de volgende elementen en dat proces kon je een groot aantal keren herhalen. Daarvoor zou je een reusachtig stuk papier nodig hebben of een computerprogramma. Ik ben er zeker van dat Felix Hageman onbewust zulke schema’s in zijn hoofd had.
Zo zou je kunnen kiezen voor het verhaaltype Avonturen in vreemde landen met als elementen de Noodlanding, het Mensenoffer en de Verliefde vrouw. Dan krijg je aflevering 2603 ‘De priesteres van de dood’. Bij de keuze voor een Strijd tegen een bende met als plotelementen Hypnose, de Langzame dood en de Redding door vrienden krijg je nummer 2649, ‘De dodende ketel’.
Wanneer je drie of vier plotelementen bij elkaar zet, krijg je altijd ongeveer hetzelfde verhaal. Kies je voor een detectiveverhaal met de combinatie van de aangeboden detective, de overspelige liefde en de verdachte ingenieur, dan krijg je verhaal 2419 ‘De staalkoning’ maar ook 2563 ‘Een vrouw in het spel’. Die twee verhalen lijken dan ook sterk op elkaar.
Zo maak je dus je eigen Lord Lister zonder schroeven.
Dick Berents