De Saint
Hij overtreedt voortdurend de wet maar hij is een gentleman. Hij berooft rijke mensen die op oneerlijke manier aan hun geld gekomen zijn en hij geeft het aan de armen. Hij leeft elegant, hij is een kenner van goed eten en drinken maar soms is hij een inbreker. Met zijn sigaret in de hand is hij onweerstaanbaar voor vrouwen.
Lord Lister? De Raffles van Hornung? Arsène Lupin misschien? Nee, het is de Saint, de schepping van Leslie Charteris. We hebben gezien dat er voorlopers zijn geweest van Raffles, maar er zijn ook nazaten van de gentleman-inbreker. In de twintigste eeuw verschenen diverse nabije en verre verwanten, die in meerdere of mindere mate de wet overtraden, onrecht herstelden en een leven als heer leidden. Zo was er Blackshirt, een creatie van Bruce Graeme en de gentleman burglar Bernie Rhodenbarr die door Lawrence Block werd beschreven. John Creasy had er zelfs twee, de Toff en de Baron.
Van al deze gentleman-avonturiers was de Saint van Leslie Charteris de bekendste. Tot het einde van de twintigste eeuw verschenen er tv-series en films over hem. Het verband werd vastgesteld door inspecteur Teal, die altijd de Saint probeerde te grijpen. "De Saint is ons te slim af en dat is altijd geweest. Ik zou nooit geloofd hebben dat iemand mij een romanfiguur als Raffles in de realiteit kon doen aanvaarden. Iemand die zich buiten de wet stelt, alleen maar voor zijn genoegen. Maar in dit geval is het waar." (The gold standard, in: The Saint and mr. Teal, 1933)
In hoeverre leek de Saint nu op zijn voorgangers? De Nederlandse Lord Listers zal Charteris niet gekend hebben, maar op de Raffles van Hornung en met Arsène Lupin is zijn held wel teruggevoerd. In hoeverre was hij een voortzetting van de traditie?
Wie was de Saint?
Boven de inleiding van ‘The last hero’ (1930) stond ‘Wie is de Saint’. Simon Templar, zoals hij in werkelijkheid heette, stond toen nog aan het begin van zijn carrière. ‘Ruim drie maanden reeds dreef de Saint zijn avontuurlijk spel, en in dat tijdsverloop had hij een twintigtal strooptochten op lijf en goed van verschillende lichtschuwe elementen tot een triomfantelijk einde weten te brengen. Rondom zijn persoonlijkheid was langzamerhand een legende ontstaan, die hem welhaast bovennatuurlijke vermogens toeschreef, en de naam van de Saint werd een verschrikking voor bepaalde elementen, die tot nu toe erop gepocht hadden, dat de sterke arm der wet hen nimmer kon bereiken.’
Over de afkomst en de jeugd van Simon Templar is erg weinig bekend omdat hij er zelf erg zwijgzaam over was. In de film "The Saint’ met Val Kilmer (1997) is sprake van een weeshuis in Hong Kong, maar dat heeft nooit in de boeken van Charteris gestaan.
Simon Templar was 6 voet 2 inches (1 m. 88), hij woog ruim 79 kilo en hij had blauwe ogen en zwart, achterovergekamd haar. Hij was gebruind en had een litteken op zijn rechter voorarm en de sporen van een kogelwond op zijn linker schouder. Op oudere boekomslagen lijkt hij meer op Gregory Peck dan op Roger Moore. In ‘The misfortunes of Mr. Teal’ (1924) is hij 32 jaar, dus inmiddels zou hij de honderd jaar gepasseerd moeten zijn. In de loop van een carrière van ruim veertig jaar in de boeken werd hij echter niet meer dan tien jaar ouder.
Als Charteris moest uitleggen hoe hij aan de naam ‘Templar’ kwam, verwees hij naar de orde van de Tempeliers, die de deugdzame pelgrims in het heilige land beschermden. (In de film met Val Kilmer leest de jonge wees ook een boek The Knights of Templar - Their Crowning Crusade.) De naam Simon zou ermee te maken hebben dat hij geen ‘Simple Simon’ was.
De bijnaam ‘De Saint’ kreeg Simon volgens de boeken al op zijn negentiende omdat hij er zo engelachtig knap uitzag. Of het kwam omdat hij goede daden deed. Volgens mij was het gewoon vanwege zijn initialen S.T.
Templar sprak verscheidene talen vloeiend, kleedde zich elegant en had een vliegbrevet. In sommige sporten blonk hij uit: zwemmen, paardrijden, schermen - een verwijzing naar de ridders uit het verleden. Natuurlijk kon hij opmerkelijk goed schieten en ging hij een vuistgevecht niet uit de weg. Gelukkig had hij ook menselijke trekken: hij tenniste niet goed, hij was slecht in cricket en de tenen kromden zich als hij baseball speelde.
Zijn favoriete wapens waren messen. Aan zijn onderarm droeg hij een mes van 6 inch dat Anna heetteen aan zijn been een vergelijkbaar wapen met de naam Belle. Verder had hij in zijn sigarettenkoker een rookbom.
Hij reed in de boeken bij voorkeur in een Hirondel, maar het probleem daarbij was dat de naam van dit automerk door de auteur verzonnen was. Dat gold ook voor de andere auto’s die hij soms gebruikte, de Furillac en de Desurio. Voor de televisieserie koos men een Volvo P 1800 en in de meest recente film een Volvo C70 Turbo Coupé.
Templar hield van goed eten en drinken. Zijn favoriete drank was Peter Dawson whisky. Hij rookte veel, maar stopte ermee toen ook Charteris het roken opgaf.
Belangrijk was zijn levenslust. ´Hij gelooft in romantiek. Hij verricht niet alleen maar mechanisch de handelingen van een man in een opwindende situatie, hij perst bewust de laatste druppel genot uit het leven, dat hij leeft zo goed als hij kan. En daardoor geniet hij nog intenser van de gewone dingen in zijn omgeving.’ ( Meet the Saint 1935) Levenslust blijkt ook uit zijn taalgebruik, zijn humor, spot en woordspelingen.
De wet
Simon Templar stal van de rijken en gaf aan de armen, natuurlijk nadat hij een deel ervan voor zichzelf had afgetrokken. Regelmatig was er sprake van een honorarium van tien procent; bij de Raffles van Hornung was het honderd procent geweest. Zijn slachtoffers waren niet zozeer de misdadigers in het algemeen als de onrechtvaardigen die niet door de wet konden worden vervolgd, zoals wapensmokkelaars, drugshandelaars, oorlogshitsers, een enkele dictator, corrupte politici en omkoopbare agenten. Hij aarzelde niet om in te breken, maar een openlijke overval lag meer in zijn aard.
Vaak gebruikte Templar schuilnamen die waren afgeleid van zijn initialen zoals Sullivan Titwillow en Sugarman Treacle, maar vooral Sebastian Tombs. Toen men nog niet wist dat hij de Saint was, liet hij vaak een visitekaartje achter waarop een mannetje van stokjes gemaakt met een halo om het hoofd. Charteris zei dat hij dit embleem had gekozen omdat hij niet kon tekenen.
Opvallend is dat de Saint slechte mensen ter dood bracht. "‘Ik heb over u horen spreken,’zei zij. ‘U bent genadeloos voor misdadigers. U hebt er zelfs... vermoord.’ ‘Ik heb ratten gedood,’zei hij. ‘En ik zal ‘t waarschijnlijk opnieuw doen. ‘t Is niet meer dan ze verdienen.’ " ( The invisible millionaire, 1938)
Simon Templar was een moordenaar, terwijl de meeste gentleman inbrekers alleen maar doodden uit noodweer. Was er in de twintigste eeuw toch een hardere literaire held ontstaan?
Bij het plegen van misdaden stuitte de Saint natuurlijk op de politie. Het is voor de lezer geen verrassing dat de agenten hem niet definitief achter de tralies konden krijgen. Het bestaan van een doorlopende reeks verhalen vereist dat de hoofdpersoon uiteindelijk altijd kan ontsnappen.
De belangrijkste tegenstander in overheidsdienst was natuurlijk een inspecteur van Scotland Yard, Claud Eustace Teal. Altijd kauwgum kauwend, lopend op rubber zolen, een zwoeger, een verliezer. Charteris had al een inspecteur met deze naam geïntroduceerd voordat hij besloot van de Saint een serie te maken.
Vaak stak Templar de draak met Teal, hij bakte hem poetsen en vernederde hem op een wrede manier, maar toch had hij enige bewondering voor de inspecteur. Menigmaal hielp hij hem om een moeilijk geval op te lossen. Anderzijds waagde Teal een keer zijn leven om Templar te redden (Alias the Saint, 1931).
Toen de Saint naar New York ging, schreef Teal een brief aan zijn collega Fernack om hem te waarschuwen. Inderdaad kreeg inspecteur Fernack het met Templar aan de stok, met name toen de Saint een bendeleider vermoordde. (The Saint in New York, 1934, boekpublicatie 1935) Fernack was een hardere politieman dan Teal, waarschijnlijk omdat de misdaad in Amerika een harder karakter had, maar hij was een eerlijk man in een wereld vol corruptie. Ook hier ontstond wederzijds respect.
Andere politiefunctionarissen slaagden er evenmin in om de Saint achter de tralies te brengen: Lartingent in Nice, Mackenzie in Schotland, Duncarry in New York.
Metgezellen
De belangrijkste vrouw in het leven van Simon was heel duidelijk Patricia Holm, ‘een slank, blond visioen’. Ze ontmoeten elkaar al in het eerste verhaal, ‘Meet the Tiger’ (1928, boekpublicatie 1929). Patricia deed gretig mee aan de illegale activiteiten en pleegde soms in haar eentje een roofoverval. Ze was niet zijn enige vriendin maar ze stelde zich zeer tolerant op tegenover zijn andere veroveringen. Soms was ze gedurende diverse verhalen afwezig en dan dook ze weer op. Opeens echter kwam ze zonder opgave van redenen niet meer in de serie voor. Dat heeft de fans heel lang voor een raadsel gesteld.
In 1990 werkte Charteris mee aan de opzet van een film over de Saint. Hij legde uit hoe Patricia Simon verliet toen ze merkte dat ze zwanger van hem was. De zoon van de Saint zou nu de basis moeten worden voor een film of een roman.
Al eerder had de auteur de werkelijke reden van het verdwijnen van Pat uitgelegd: technisch gezien was haar bestaan een hindernis voor het ontwikkelen van nieuwe romantische verhalen. Simon kon niet goed verliefd worden op een meisje als Pat thuis zat te wachten met de thee. Ook de Amerikaanse pulpheld Doc Savage, die vanaf 1933 verscheen, had een Patricia in zijn leven; het was zijn nicht Pat Savage. Het is opvallend dat de dochter van Charteris eveneens Patricia heette.
Er waren andere kameraden. In de oudere verhalen treedt de Saint op als leider van een bende, die zich ‘de Saint’s Haloes’ noemde. Zo was er de onnozele maar trouwe knecht Orace, die mank liep sinds hij in de Eerste Wereldoorlog een kogelwond had opgelopen. Dan waren er Archie Sheridan, Norman Kent, Dick Tremaine, die door een politieke activist werd doodgeschoten, Peter Quentin en vooral Roger Conway. Kort na de oorlog verdwenen de metgezellen langzaam uit beeld zodat de Saint in latere verhalen vooral als een solist optrad. Wel nam hij Hoppy Uniatz in dienst, een domme maar sterke Amerikaanse gangster met wie hij ooit had samengewerkt. Deze brak in 1934 bij hem in, werd betrapt en hernieuwde een oude vriendschap. Zijn domheid is een komisch element in de verhalen.
We zien nog meer veranderingen. In de oudste verhalen was Templar duidelijk een crimineel, die niet aarzelt anderen te doden. De buitenwereld wist aanvankelijk nog niet dat hij Simon Templar heette, maar inspecteur Teal kreeg steeds meer achterdocht. Toen de identiteit van de Saint algemeen bekend was, moest hij het land verlaten. Korte tijd later keerde hij terug om de strijd aan te binden met de oorlogshitser Dr. Marius. In dit avontuur verhinderde hij dat de koning gedood werd en daarom kreeg hij amnestie voor zijn daden. Toen hij het echter niet kon laten om illegale activiteiten te onderneem, moest hij vluchten met zijn buit, die op een half miljoen pond werd geschat. Enige tijd beleefde hij avonturen in Europa, maar toen stak hij de oceaan over. Daar speelt de roman The Saint in New York, die een nieuw tijdperk inluidde.
Kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog hielp hij de regeringen van diverse geallieerde landen door vijandelijke agenten te grijpen en politieke onruststokers te bestrijden. Hij vocht tegen nazi’s en mensen die oorlogswinsten maakten. In Frankrijk bestreed hij de fascistische organisatie De Zonen van Frankrijk. Na de oorlog was de Saint minder een misdadiger en meer een misdaadbestrijder, een lot dat andere gentleman-avonturiers ook overkwam. Daardoor werden de verhalen wat minder spannend. Met de komst van de televisieseries in de jaren zestig werd de Saint door jong en oud gezien. Toen was het niet wenselijk om van een misdadiger een held te maken. Ook de boeken, die nu van tv-scripts waren afgeleid, werden braver.
Tegelijk veranderde het karakter van Simon Templar. Aanvankelijk was hij geestig en maakte grappen ten koste van anderen op het wrede af. Nu veranderde zijn gedreven levenslust in niet meer dan een opgeruimd karakter dat weinig inspirerend was.
Boeken, films en strips
Het is niet makkelijk om aan te geven, hoeveel boeken er over de Saint geschreven zijn. Eerder gepubliceerde verhalen werden soms gecombineerd tot nieuwe bundels en dat maakt het tellen lastig. Dan zijn er nog de zogenaamde ‘collaboraties’ met andere auteurs.
Ik kom op een eigen productie van Charteris die bestaat uit 11 volledige romans en 123 korte verhalen, opgenomen in 23 bundels, zodat de gemiddelde bundel 5 verhalen bevat. Andere tellingen noemen 19 romans.
Charteris was het sterkst in de korte verhalen. Die verschenen met name in het tijdschrift Thriller, maar ook in bijvoorbeeld het beroemde Black Mask. Van 1953 tot 1967 werd in de VS The Saint Magazine gepubliceerd, waarin gewoonlijk een verhaal van Charteris stond. Bijna even lang was er een Brits tijdschrift van die naam.
Vanaf 1964 verschenen er minstens 16 boeken die door anderen geschreven waren, waaronder een aantal bewerkte tv-scripts. Enkele boeken droegen desondanks de naam Charteris.
Ingewikkeld is het verhaal van de Franse romans. Er zijn vertalingen bij, waarin overigens hele passages zij weggelaten, net als in de Nederlandse uitgaven. Daarnaast zijn er de bewerkingen van tv-scripts maar ook van radioscripts, en zelfs van de stripverhalen die in de New York Herald verschenen. Diverse Franse boeken zijn niet in het Engels verschenen maar bijvoorbeeld wel in het Nederlands vertaald.
In ons land werden 36 titels van Charteris vertaald door Havank (Hendrikus of Hans van der Kallen, 1904-1964) die bekend werd door zijn boeken over inspecteur Silvère en De Schaduw. De geestige manier van schrijven van Charteris had grote invloed op de stijl van Havank, die een tijd lang even ingewikkelde en komische zinnen gebruikte. Goede voorbeelden daarvan zijn ‘De Schaduw grijpt in’ en ‘Drie dartele doodgravers’. Vergelijk bijvoorbeeld de eerder geciteerde passage uit ‘Follow the Saint’ met een stukje uit ‘De Schaduw grijpt in’, waar ook de Schaduw aanbelt en een butler ontwaart.
‘Te zeggen dat er een butler verscheen, is eenvoudig genoeg. Er aan toe te voegen dat deze Major Domus een vagelijk gehumaniseerde olifant geleek, is niet moeilijker. Het beeld te verlevendigen met de toevoeging dat de olifant een witte kuitbroek aan had en een zwarte livrei met zilveren knopen droeg, is ook niet bezijden de historische nauwkeurigheid; doch, minder simpel is het om met drie woorden weer te geven wat deze butler tot een zo geheel uitzonderlijk monster zijner volksklasse stempelde. En misschien is ‘t nog maar ‘t beste de eigen woorden te benutten van de bezoeker en hem te beschrijven als een Één-man-bieftrust, als een kathedraal van ongekorven mensenvlees.
De trust richtte zich juist op uit een verwelkomende buiging. Twee zwarte varkens-kraaloogjes keken op de aspirant-bezoeker neer. Met een stem alsof hij prikkeldraad pruimde, begon hij: ‘Sir?..." - En dan spietste de nijdige schok ener kennelijk hoogst onwelkome herkenning de rest van de ceremonie aan het prikkeldraad, terwijl de wijde mondsleuf slap werd als een onbeblazen doedelzak.’
Ook de methodes van De Schaduw deden denken aan de Saint: hij maakte grappen, overtrad de wet, gebruikte werpmessen en ontploffende sigaretten en gaf zijn pistolen een naam. Hij noemde zich niet Sebastian Tombs maar bijvoorbeeld wel Pierre Tombale.
De Saint verscheen tussen 1938 en 1953 in negen films met acteurs als Louis Hayward, George Sanders en Hugh Sinclair in de hoofdrol. Een film met Val Kilmer verscheen in 1997. Daartussen waren er diverse Franse films en een paar tot film samengevoegde TV-afleveringen.
Er zijn drie TV-series geweest. De bekendste bevatte 118 afleveringen met Roger Moore in de hoofdrol. Deze werden opgenomen van 1962 tot 1969. Later maakte men 24 episodes met Ian Ogilvy en enkele met Simon Dutton.
Hoorspelen waren er in de jaren veertig en vijftig in Engeland. In 1995 kwamen er drie bewerkingen voor de BBC radio.
Krantenstrips werden van 1948 tot 1961 gepubliceerd, volgens Charteris door hemzelf geschreven. Hij aarzelde niet om zijn naam aan zo veel mogelijk producten te verbinden om de echtheid daarvan te onderstrepen. Enkele werden verzameld tot comic books en los daarvan zijn er twee afzonderlijke series stripboekjes geweest.
Wie was nu de bedenker van de Saint?
Charteris
Leslie Charles Bowyer Yin werd in 1907 in de Engelse kolonie Singapore geboren. Zijn vader was een Chinese arts die beweerde af te stammen van de Shang dynastie. Omdat er over deze dynastie heel weinig gegevens bekend zijn - zij regeerde van de zeventiende tot de twaalfde eeuw voor Christus over delen van China - mogen we aannemen dat de aanleg voor fantasie al langer in de familie zat.
De moeder van Leslie was Engels. Samen met zijn ouders reisde hij in diverse delen van de wereld. De jongen kreeg een goede opvoeding en sprak net als de Saint verscheidene talen. Op negenjarige leeftijd tikte hij al een eigen tijdschrift met verhalen en een strip. Omdat hij niet goed kon tekenen, bestonden de figuren uit een soort lucifershoutjes.
Zijn ouders stuurden hem naar de Falconbury Prep School in Engeland en later naar de Rossall School in Lancashire. In deze tijd las hij veel detectives en op zestienjarige leeftijd verkocht hij zijn eerste verhaal onder de naam Leslie C. Bowyer.
Men krijgt de indruk dat hij aan zijn gemengde afkomst een gevoel van onzekerheid overhield. Hij had in deze tijd een geweldige drang om te presteren en om bekend te worden, maar niet onder de naam Yin. In 1926 liet Leslie Yin zijn naam wettelijk veranderen in Charteris, naar hij zei uit bewondering voor kolonel Francis Charteris, die in de achttiende eeuw een nogal bont leven had geleid. Hij zou er inderdaad in slagen, een van de meest verkochte auteurs van de Engelstalige wereld te worden. Later zou hij lid worden van Mensa, een vereniging van mensen met een hoog IQ. Leslie Yin zou de wereld eens iets laten zien!
In 1925 ging hij naar Kings College in Cambridge. Hij maakte de studie aan dit prestigieuze instituut niet af, naar eigen zeggen omdat hij graag schrijver van beroep wilde worden. In 1927 verscheen zijn eerste roman. Diverse boeken volgden, waaronder het eerste verhaal over de Saint, ‘Meet the Tiger’ (1928, ook bekend als The Saint meets the Tiger, Scoundrels Ltd., Crooked Gold en The Saint in Danger.)
Schrijven betaalde slecht. Charteris beweerde dat hij in deze tijd ook werkte als buschauffeur, politieagent, en in Azië als arbeider op een plantage, parelvisser en goudzoeker, barman en circusartiest. Men vraagt zich af waar hij de tijd vandaan haalde.
In de loop der jaren heeft Charteris over diverse non-fiction onderwerpen geschreven, zoals een cursus Spaans en columns over koken. Zijn belangrijkste productie betrof echter de Saint. In Engeland kreeg hij regelmatig opdrachten van het nieuwe tijdschrift Thriller. Na verhalen met diverse hoofdpersonen merkte hij dat ze allemaal op elkaar leken. Hij besloot dat hij het meeste succes zou hebben als hij één held gebruikte: de Saint. Later zou hij ook oudere publicaties herschrijven tot verhalen over de Saint.
In 1931 trouwde Charteris met Pauline Schiskin, in 1938 met Barbara Meyer, in 1943 met Elizabeth Borst en in 1952 met Audrey Long. (Daartussen vonden natuurlijk scheidingen plaats.)
Om meer te verdienen reisde hij in 1932 naar de Verenigde Staten. ‘Het werd steeds duidelijker voor me dat Amerika het beloofde land was, waar ik vermaak en rijkdom moest zoeken.’ (Brief 26 juli 1946) Zijn doorbraak in dat land kwam met ‘De Saint in New York’, dat ook verfilmd werd. Enige tijd werkte hij in Hollywood als scriptschrijver voor gangsterfilms, maar de sfeer lag hem niet, naar hij zei.
Het kostte hem veel moeite om in de VS te blijven omdat de Oriental Exclusion Act mensen met geheel of gedeeltelijk Aziatisch bloed weerde. Daarom reisde hij vaak heen en weer naar Engeland. Uiteindelijk kreeg hij door een speciaal wetje van 8 december 1942 toestemming om in Amerika te blijven en in 1946 werd hij genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger.
Met de oversteek kwam hij ook in een heel andere samenleving en dat had invloed op de avonturen van de Saint. Het was de tijd van de drooglegging, die een geweldige stimulans bleek voor de georganiseerde misdaad. ‘Ik werd naar speakeasies gebracht, waar sinistere types - nu zeer gerespecteerde obers - je koel bekeken van achter het rooster van een kijkgat, voor ze je binnenlieten.’ (Brief 26 juli 1946) Het was een wereld van dranksmokkelaars en bendeleden en corrupte agenten. Daardoor moest de Saint ook vechten tegen een ander soort misdadiger. In de loop van de jaren zou hij veranderen van Brits en Londens in Amerikaans en tenslotte steeds meer kosmopolitisch.
De verhalen zijnzeker in die eerste periode geschreven met grote inventiviteit. Ieder verhaal is een beetje anders, elke roman heeft verrassende wendingen. Charteris schrijft niet twee keer hetzelfde verhaal, in tegenstelling tot de meeste auteurs van pulpverhalen, die een beperkt aantal formules hebben. Tegenstanders zijn valse munters, spionnen, afpersers, smokkelaars en iedere soort misdadiger die je kunt bendenken, meestal samenwerkend in een bende. Later komen de ‘pot-boilers’, de uitwerkingen van bekende situaties. Dat wordt nog sterker als andere auteurs de boeken van de Saint gaan schrijven.
Ook de stijl van Charteris veranderde. Voor de oorlog schreef hij lange, ingewikkelde zinnen met een bombastisch proza, dat niettemin geestig en onderhoudend was. Een voorbeeld is de volgende passage uit het verhaal ‘The Miracle Tea Party’ in ‘Follow the Saint’ (1938) vertaald door Havank.
"De opengaande deur stelde een brede en overweldigende butler aan de buitenlucht bloot. De Saint schatte hem met een kennersblik. De traditie wil dat butlers breed en overweldigend zijn, maar ze zijn geneigd in de verkeerde richting uit te breiden. Deze butler was nu eens breed op de juiste plaatsen. Zijn schouders waren zo breed als een kleerkast, en zijn spieren tekenden zich duidelijk af onder de mouwen van zijn goed gesneden jas.
‘Baron Inescu?’ Vroeg de Saint.
‘De baron is niet..."
Simon glimlachte, en drukte de neus van zijn pistool steviger tegen de maag vóór hem. De butler week achteruit en de Saint stapte achter hem aan. Met zijn hield wierp hij de deur dicht.
‘Draai je om.’
De butler gehoorzaamde met tegenzin. Hij had de beweging nog niet geheel volvoerd, of Simon hief zijn pistool op en zwaaide het met een afgemeten gebaar neer. De kolf veroorzaakte een hard en stug geluid op het achterste gedeelte van de butler’s hoofd; en, van het standpunt eens toeschouwers gezien, had het een komieke uitwerking. Butler’s benen begonnen naar buiten uit te buigen en dan rolde hij met gelaten traagheid op zijn gezicht en bleef roerloos liggen."
Later vervlakte de taal tot een vrolijke maar alledaagse verteltrant waarin Charteris zich niet meer onderscheidde van andere auteurs. Hoewel dat de boeken toegankelijker maakte voor het grote publiek, dat niet van ingewikkelde zinnen hield, nam het toch iets weg van de aparte sfeer van de oudere verhalen.
Charteris bleef afwisselend romans en korte verhalen over de Saint schrijven. Zijn laatste complete roman dateert van 1946 en tot 1963 schreef hij nog enkele verhalen die tot bundels gecombineerd werden. Daarna deed hij het kalmer aan. Naar eigen zeggen bemoeide hij zich actief met de televisieserie waarin Roger Moore de hoofdrol speelde, maar verder schreef hij kookrubrieken en genoot hij van het leven. In 1993 overleed hij, maar zijn schepping leefde voort.
Vergelijking
De overeenkomsten tussen de Saint en zijn voorganger zijn duidelijk: hij leeft als een heer, hij steelt van de rijken, hij geeft aan de armen. Als dat niet het geval was, zouden we niet eens denken aan het maken van een vergelijking.
Sommige overeenkomsten zijn onontkoombaar als je een verhalenreeks maakt. De hoofdpersoon wordt niet verslagen en opgesloten, want hij moet in de volgende aflevering opnieuw optreden. Omdat hij niet mag verliezen, moet hij ook sterk zijn en goed kunnen vechten. Hij besteelt alleen de slechte rijkaards, want anders zou de lezer hem niet sympathiek vinden.
Zijn tegenstander bij de politie is minder bewonderenswaardig, dus de inspecteur wordt belachelijk gemaakt. Claud Eustace Teal is de inspecteur Baxter van de Saint. Iets heel anders: bij een langlopende serie krijgt de schrijver er soms genoeg van. Daarom is het niet vreemd dat de verhalen door anderen worden voortgezet.
Minder automatisch is het uiterlijke beeld van de held. Zowel de Saint als zijn voorgangers zijn lang en hebben donker haar en roken sigaretten. Dat ideaalbeeld van een held hoorde sterk bij het einde van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste. De Saint past in een traditie.
Interessanter zijn de verschillen. Simon Templar sprong makkelijker dan zijn voorgangers met de liefde om. In de loop van de twintigste eeuw was men wat luchthartiger geworden. Hij heeft minder verwantschap met de sombere Lister of de tragische Raffles van Hornung. Van alle voorgangers lijkt hij door zijn levenslust maar ook door zijn gewelddadigheid het meest op Arsène Lupin.
Enkele literaire conventies zijn in de twintigste eeuw verdwenen. De Saint heeft niet meer een vaste ‘sidekick’, een Bunny of een Charles Brand, die door hun zwakkere karakter de held nog heldhaftiger maken. Dat moet de lezer zelf maar beslissen.
In de loop van de twintigste eeuw hoefde de held zich niet meer op te houden op de soirees van de hogere kringen. Men ziet hem niet in avondkostuum, maar in een modieus parelgrijs pak of zelfs in een leren jas met pet. Templar is niet van adel en men kan zich zelfs afvragen of hij wel een gentleman is. Ook is hij op de lange duur meer een avonturier dan een inbreker. De balans is verschoven.
Grappig is dat de pulpauteurs in de twintigste eeuw het verband tussen Raffles en Simon Templar zelf ook duidelijk zagen. In 1948 probeerden onbekende auteurs mee te liften op het vroegere succes van Lord Lister. Zij brachten een eigen serie uit in 1948, die de ‘Nieuwe Lord Lister Serie’ heette. (Onderzoek hiernaar is gepubliceerd door Antoon Kunst en Anne Marinus in LLKN 7 p. 3-5 en 57 p. 30-44 en 66 p. 23-25.) Een paar weken later kwam de originele uitgever met herdrukken van de echte Lord Lister uit. Nadat de belangenconflicten aan de dag waren gekomen, zette men de valse reeks voort als de’ John Raflesserie’. Let op het opzettelijk verkeerd spellen van de naam Raffles; kennelijk wilde men rechtszaken op deze manier voorkomen. Opvallend, omdat de naam Raffles oorspronkelijk door de Duitsers en Nederlanders gestolen was van de Raffles van Hornung. Vanaf aflevering 16 noemde men die serie Lord Lesly en ook wel Lord Lesley. Tenslotte werd de reeks vanaf nummer 21 John Templar genoemd, om aan te haken bij het succes van de Saint.
Dick Berents
Lord Lister? De Raffles van Hornung? Arsène Lupin misschien? Nee, het is de Saint, de schepping van Leslie Charteris. We hebben gezien dat er voorlopers zijn geweest van Raffles, maar er zijn ook nazaten van de gentleman-inbreker. In de twintigste eeuw verschenen diverse nabije en verre verwanten, die in meerdere of mindere mate de wet overtraden, onrecht herstelden en een leven als heer leidden. Zo was er Blackshirt, een creatie van Bruce Graeme en de gentleman burglar Bernie Rhodenbarr die door Lawrence Block werd beschreven. John Creasy had er zelfs twee, de Toff en de Baron.
Van al deze gentleman-avonturiers was de Saint van Leslie Charteris de bekendste. Tot het einde van de twintigste eeuw verschenen er tv-series en films over hem. Het verband werd vastgesteld door inspecteur Teal, die altijd de Saint probeerde te grijpen. "De Saint is ons te slim af en dat is altijd geweest. Ik zou nooit geloofd hebben dat iemand mij een romanfiguur als Raffles in de realiteit kon doen aanvaarden. Iemand die zich buiten de wet stelt, alleen maar voor zijn genoegen. Maar in dit geval is het waar." (The gold standard, in: The Saint and mr. Teal, 1933)
In hoeverre leek de Saint nu op zijn voorgangers? De Nederlandse Lord Listers zal Charteris niet gekend hebben, maar op de Raffles van Hornung en met Arsène Lupin is zijn held wel teruggevoerd. In hoeverre was hij een voortzetting van de traditie?
Wie was de Saint?
Boven de inleiding van ‘The last hero’ (1930) stond ‘Wie is de Saint’. Simon Templar, zoals hij in werkelijkheid heette, stond toen nog aan het begin van zijn carrière. ‘Ruim drie maanden reeds dreef de Saint zijn avontuurlijk spel, en in dat tijdsverloop had hij een twintigtal strooptochten op lijf en goed van verschillende lichtschuwe elementen tot een triomfantelijk einde weten te brengen. Rondom zijn persoonlijkheid was langzamerhand een legende ontstaan, die hem welhaast bovennatuurlijke vermogens toeschreef, en de naam van de Saint werd een verschrikking voor bepaalde elementen, die tot nu toe erop gepocht hadden, dat de sterke arm der wet hen nimmer kon bereiken.’
Over de afkomst en de jeugd van Simon Templar is erg weinig bekend omdat hij er zelf erg zwijgzaam over was. In de film "The Saint’ met Val Kilmer (1997) is sprake van een weeshuis in Hong Kong, maar dat heeft nooit in de boeken van Charteris gestaan.
Simon Templar was 6 voet 2 inches (1 m. 88), hij woog ruim 79 kilo en hij had blauwe ogen en zwart, achterovergekamd haar. Hij was gebruind en had een litteken op zijn rechter voorarm en de sporen van een kogelwond op zijn linker schouder. Op oudere boekomslagen lijkt hij meer op Gregory Peck dan op Roger Moore. In ‘The misfortunes of Mr. Teal’ (1924) is hij 32 jaar, dus inmiddels zou hij de honderd jaar gepasseerd moeten zijn. In de loop van een carrière van ruim veertig jaar in de boeken werd hij echter niet meer dan tien jaar ouder.
Als Charteris moest uitleggen hoe hij aan de naam ‘Templar’ kwam, verwees hij naar de orde van de Tempeliers, die de deugdzame pelgrims in het heilige land beschermden. (In de film met Val Kilmer leest de jonge wees ook een boek The Knights of Templar - Their Crowning Crusade.) De naam Simon zou ermee te maken hebben dat hij geen ‘Simple Simon’ was.
De bijnaam ‘De Saint’ kreeg Simon volgens de boeken al op zijn negentiende omdat hij er zo engelachtig knap uitzag. Of het kwam omdat hij goede daden deed. Volgens mij was het gewoon vanwege zijn initialen S.T.
Templar sprak verscheidene talen vloeiend, kleedde zich elegant en had een vliegbrevet. In sommige sporten blonk hij uit: zwemmen, paardrijden, schermen - een verwijzing naar de ridders uit het verleden. Natuurlijk kon hij opmerkelijk goed schieten en ging hij een vuistgevecht niet uit de weg. Gelukkig had hij ook menselijke trekken: hij tenniste niet goed, hij was slecht in cricket en de tenen kromden zich als hij baseball speelde.
Zijn favoriete wapens waren messen. Aan zijn onderarm droeg hij een mes van 6 inch dat Anna heetteen aan zijn been een vergelijkbaar wapen met de naam Belle. Verder had hij in zijn sigarettenkoker een rookbom.
Hij reed in de boeken bij voorkeur in een Hirondel, maar het probleem daarbij was dat de naam van dit automerk door de auteur verzonnen was. Dat gold ook voor de andere auto’s die hij soms gebruikte, de Furillac en de Desurio. Voor de televisieserie koos men een Volvo P 1800 en in de meest recente film een Volvo C70 Turbo Coupé.
Templar hield van goed eten en drinken. Zijn favoriete drank was Peter Dawson whisky. Hij rookte veel, maar stopte ermee toen ook Charteris het roken opgaf.
Belangrijk was zijn levenslust. ´Hij gelooft in romantiek. Hij verricht niet alleen maar mechanisch de handelingen van een man in een opwindende situatie, hij perst bewust de laatste druppel genot uit het leven, dat hij leeft zo goed als hij kan. En daardoor geniet hij nog intenser van de gewone dingen in zijn omgeving.’ ( Meet the Saint 1935) Levenslust blijkt ook uit zijn taalgebruik, zijn humor, spot en woordspelingen.
De wet
Simon Templar stal van de rijken en gaf aan de armen, natuurlijk nadat hij een deel ervan voor zichzelf had afgetrokken. Regelmatig was er sprake van een honorarium van tien procent; bij de Raffles van Hornung was het honderd procent geweest. Zijn slachtoffers waren niet zozeer de misdadigers in het algemeen als de onrechtvaardigen die niet door de wet konden worden vervolgd, zoals wapensmokkelaars, drugshandelaars, oorlogshitsers, een enkele dictator, corrupte politici en omkoopbare agenten. Hij aarzelde niet om in te breken, maar een openlijke overval lag meer in zijn aard.
Vaak gebruikte Templar schuilnamen die waren afgeleid van zijn initialen zoals Sullivan Titwillow en Sugarman Treacle, maar vooral Sebastian Tombs. Toen men nog niet wist dat hij de Saint was, liet hij vaak een visitekaartje achter waarop een mannetje van stokjes gemaakt met een halo om het hoofd. Charteris zei dat hij dit embleem had gekozen omdat hij niet kon tekenen.
Opvallend is dat de Saint slechte mensen ter dood bracht. "‘Ik heb over u horen spreken,’zei zij. ‘U bent genadeloos voor misdadigers. U hebt er zelfs... vermoord.’ ‘Ik heb ratten gedood,’zei hij. ‘En ik zal ‘t waarschijnlijk opnieuw doen. ‘t Is niet meer dan ze verdienen.’ " ( The invisible millionaire, 1938)
Simon Templar was een moordenaar, terwijl de meeste gentleman inbrekers alleen maar doodden uit noodweer. Was er in de twintigste eeuw toch een hardere literaire held ontstaan?
Bij het plegen van misdaden stuitte de Saint natuurlijk op de politie. Het is voor de lezer geen verrassing dat de agenten hem niet definitief achter de tralies konden krijgen. Het bestaan van een doorlopende reeks verhalen vereist dat de hoofdpersoon uiteindelijk altijd kan ontsnappen.
De belangrijkste tegenstander in overheidsdienst was natuurlijk een inspecteur van Scotland Yard, Claud Eustace Teal. Altijd kauwgum kauwend, lopend op rubber zolen, een zwoeger, een verliezer. Charteris had al een inspecteur met deze naam geïntroduceerd voordat hij besloot van de Saint een serie te maken.
Vaak stak Templar de draak met Teal, hij bakte hem poetsen en vernederde hem op een wrede manier, maar toch had hij enige bewondering voor de inspecteur. Menigmaal hielp hij hem om een moeilijk geval op te lossen. Anderzijds waagde Teal een keer zijn leven om Templar te redden (Alias the Saint, 1931).
Toen de Saint naar New York ging, schreef Teal een brief aan zijn collega Fernack om hem te waarschuwen. Inderdaad kreeg inspecteur Fernack het met Templar aan de stok, met name toen de Saint een bendeleider vermoordde. (The Saint in New York, 1934, boekpublicatie 1935) Fernack was een hardere politieman dan Teal, waarschijnlijk omdat de misdaad in Amerika een harder karakter had, maar hij was een eerlijk man in een wereld vol corruptie. Ook hier ontstond wederzijds respect.
Andere politiefunctionarissen slaagden er evenmin in om de Saint achter de tralies te brengen: Lartingent in Nice, Mackenzie in Schotland, Duncarry in New York.
Metgezellen
De belangrijkste vrouw in het leven van Simon was heel duidelijk Patricia Holm, ‘een slank, blond visioen’. Ze ontmoeten elkaar al in het eerste verhaal, ‘Meet the Tiger’ (1928, boekpublicatie 1929). Patricia deed gretig mee aan de illegale activiteiten en pleegde soms in haar eentje een roofoverval. Ze was niet zijn enige vriendin maar ze stelde zich zeer tolerant op tegenover zijn andere veroveringen. Soms was ze gedurende diverse verhalen afwezig en dan dook ze weer op. Opeens echter kwam ze zonder opgave van redenen niet meer in de serie voor. Dat heeft de fans heel lang voor een raadsel gesteld.
In 1990 werkte Charteris mee aan de opzet van een film over de Saint. Hij legde uit hoe Patricia Simon verliet toen ze merkte dat ze zwanger van hem was. De zoon van de Saint zou nu de basis moeten worden voor een film of een roman.
Al eerder had de auteur de werkelijke reden van het verdwijnen van Pat uitgelegd: technisch gezien was haar bestaan een hindernis voor het ontwikkelen van nieuwe romantische verhalen. Simon kon niet goed verliefd worden op een meisje als Pat thuis zat te wachten met de thee. Ook de Amerikaanse pulpheld Doc Savage, die vanaf 1933 verscheen, had een Patricia in zijn leven; het was zijn nicht Pat Savage. Het is opvallend dat de dochter van Charteris eveneens Patricia heette.
Er waren andere kameraden. In de oudere verhalen treedt de Saint op als leider van een bende, die zich ‘de Saint’s Haloes’ noemde. Zo was er de onnozele maar trouwe knecht Orace, die mank liep sinds hij in de Eerste Wereldoorlog een kogelwond had opgelopen. Dan waren er Archie Sheridan, Norman Kent, Dick Tremaine, die door een politieke activist werd doodgeschoten, Peter Quentin en vooral Roger Conway. Kort na de oorlog verdwenen de metgezellen langzaam uit beeld zodat de Saint in latere verhalen vooral als een solist optrad. Wel nam hij Hoppy Uniatz in dienst, een domme maar sterke Amerikaanse gangster met wie hij ooit had samengewerkt. Deze brak in 1934 bij hem in, werd betrapt en hernieuwde een oude vriendschap. Zijn domheid is een komisch element in de verhalen.
We zien nog meer veranderingen. In de oudste verhalen was Templar duidelijk een crimineel, die niet aarzelt anderen te doden. De buitenwereld wist aanvankelijk nog niet dat hij Simon Templar heette, maar inspecteur Teal kreeg steeds meer achterdocht. Toen de identiteit van de Saint algemeen bekend was, moest hij het land verlaten. Korte tijd later keerde hij terug om de strijd aan te binden met de oorlogshitser Dr. Marius. In dit avontuur verhinderde hij dat de koning gedood werd en daarom kreeg hij amnestie voor zijn daden. Toen hij het echter niet kon laten om illegale activiteiten te onderneem, moest hij vluchten met zijn buit, die op een half miljoen pond werd geschat. Enige tijd beleefde hij avonturen in Europa, maar toen stak hij de oceaan over. Daar speelt de roman The Saint in New York, die een nieuw tijdperk inluidde.
Kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog hielp hij de regeringen van diverse geallieerde landen door vijandelijke agenten te grijpen en politieke onruststokers te bestrijden. Hij vocht tegen nazi’s en mensen die oorlogswinsten maakten. In Frankrijk bestreed hij de fascistische organisatie De Zonen van Frankrijk. Na de oorlog was de Saint minder een misdadiger en meer een misdaadbestrijder, een lot dat andere gentleman-avonturiers ook overkwam. Daardoor werden de verhalen wat minder spannend. Met de komst van de televisieseries in de jaren zestig werd de Saint door jong en oud gezien. Toen was het niet wenselijk om van een misdadiger een held te maken. Ook de boeken, die nu van tv-scripts waren afgeleid, werden braver.
Tegelijk veranderde het karakter van Simon Templar. Aanvankelijk was hij geestig en maakte grappen ten koste van anderen op het wrede af. Nu veranderde zijn gedreven levenslust in niet meer dan een opgeruimd karakter dat weinig inspirerend was.
Boeken, films en strips
Het is niet makkelijk om aan te geven, hoeveel boeken er over de Saint geschreven zijn. Eerder gepubliceerde verhalen werden soms gecombineerd tot nieuwe bundels en dat maakt het tellen lastig. Dan zijn er nog de zogenaamde ‘collaboraties’ met andere auteurs.
Ik kom op een eigen productie van Charteris die bestaat uit 11 volledige romans en 123 korte verhalen, opgenomen in 23 bundels, zodat de gemiddelde bundel 5 verhalen bevat. Andere tellingen noemen 19 romans.
Charteris was het sterkst in de korte verhalen. Die verschenen met name in het tijdschrift Thriller, maar ook in bijvoorbeeld het beroemde Black Mask. Van 1953 tot 1967 werd in de VS The Saint Magazine gepubliceerd, waarin gewoonlijk een verhaal van Charteris stond. Bijna even lang was er een Brits tijdschrift van die naam.
Vanaf 1964 verschenen er minstens 16 boeken die door anderen geschreven waren, waaronder een aantal bewerkte tv-scripts. Enkele boeken droegen desondanks de naam Charteris.
Ingewikkeld is het verhaal van de Franse romans. Er zijn vertalingen bij, waarin overigens hele passages zij weggelaten, net als in de Nederlandse uitgaven. Daarnaast zijn er de bewerkingen van tv-scripts maar ook van radioscripts, en zelfs van de stripverhalen die in de New York Herald verschenen. Diverse Franse boeken zijn niet in het Engels verschenen maar bijvoorbeeld wel in het Nederlands vertaald.
In ons land werden 36 titels van Charteris vertaald door Havank (Hendrikus of Hans van der Kallen, 1904-1964) die bekend werd door zijn boeken over inspecteur Silvère en De Schaduw. De geestige manier van schrijven van Charteris had grote invloed op de stijl van Havank, die een tijd lang even ingewikkelde en komische zinnen gebruikte. Goede voorbeelden daarvan zijn ‘De Schaduw grijpt in’ en ‘Drie dartele doodgravers’. Vergelijk bijvoorbeeld de eerder geciteerde passage uit ‘Follow the Saint’ met een stukje uit ‘De Schaduw grijpt in’, waar ook de Schaduw aanbelt en een butler ontwaart.
‘Te zeggen dat er een butler verscheen, is eenvoudig genoeg. Er aan toe te voegen dat deze Major Domus een vagelijk gehumaniseerde olifant geleek, is niet moeilijker. Het beeld te verlevendigen met de toevoeging dat de olifant een witte kuitbroek aan had en een zwarte livrei met zilveren knopen droeg, is ook niet bezijden de historische nauwkeurigheid; doch, minder simpel is het om met drie woorden weer te geven wat deze butler tot een zo geheel uitzonderlijk monster zijner volksklasse stempelde. En misschien is ‘t nog maar ‘t beste de eigen woorden te benutten van de bezoeker en hem te beschrijven als een Één-man-bieftrust, als een kathedraal van ongekorven mensenvlees.
De trust richtte zich juist op uit een verwelkomende buiging. Twee zwarte varkens-kraaloogjes keken op de aspirant-bezoeker neer. Met een stem alsof hij prikkeldraad pruimde, begon hij: ‘Sir?..." - En dan spietste de nijdige schok ener kennelijk hoogst onwelkome herkenning de rest van de ceremonie aan het prikkeldraad, terwijl de wijde mondsleuf slap werd als een onbeblazen doedelzak.’
Ook de methodes van De Schaduw deden denken aan de Saint: hij maakte grappen, overtrad de wet, gebruikte werpmessen en ontploffende sigaretten en gaf zijn pistolen een naam. Hij noemde zich niet Sebastian Tombs maar bijvoorbeeld wel Pierre Tombale.
De Saint verscheen tussen 1938 en 1953 in negen films met acteurs als Louis Hayward, George Sanders en Hugh Sinclair in de hoofdrol. Een film met Val Kilmer verscheen in 1997. Daartussen waren er diverse Franse films en een paar tot film samengevoegde TV-afleveringen.
Er zijn drie TV-series geweest. De bekendste bevatte 118 afleveringen met Roger Moore in de hoofdrol. Deze werden opgenomen van 1962 tot 1969. Later maakte men 24 episodes met Ian Ogilvy en enkele met Simon Dutton.
Hoorspelen waren er in de jaren veertig en vijftig in Engeland. In 1995 kwamen er drie bewerkingen voor de BBC radio.
Krantenstrips werden van 1948 tot 1961 gepubliceerd, volgens Charteris door hemzelf geschreven. Hij aarzelde niet om zijn naam aan zo veel mogelijk producten te verbinden om de echtheid daarvan te onderstrepen. Enkele werden verzameld tot comic books en los daarvan zijn er twee afzonderlijke series stripboekjes geweest.
Wie was nu de bedenker van de Saint?
Charteris
Leslie Charles Bowyer Yin werd in 1907 in de Engelse kolonie Singapore geboren. Zijn vader was een Chinese arts die beweerde af te stammen van de Shang dynastie. Omdat er over deze dynastie heel weinig gegevens bekend zijn - zij regeerde van de zeventiende tot de twaalfde eeuw voor Christus over delen van China - mogen we aannemen dat de aanleg voor fantasie al langer in de familie zat.
De moeder van Leslie was Engels. Samen met zijn ouders reisde hij in diverse delen van de wereld. De jongen kreeg een goede opvoeding en sprak net als de Saint verscheidene talen. Op negenjarige leeftijd tikte hij al een eigen tijdschrift met verhalen en een strip. Omdat hij niet goed kon tekenen, bestonden de figuren uit een soort lucifershoutjes.
Zijn ouders stuurden hem naar de Falconbury Prep School in Engeland en later naar de Rossall School in Lancashire. In deze tijd las hij veel detectives en op zestienjarige leeftijd verkocht hij zijn eerste verhaal onder de naam Leslie C. Bowyer.
Men krijgt de indruk dat hij aan zijn gemengde afkomst een gevoel van onzekerheid overhield. Hij had in deze tijd een geweldige drang om te presteren en om bekend te worden, maar niet onder de naam Yin. In 1926 liet Leslie Yin zijn naam wettelijk veranderen in Charteris, naar hij zei uit bewondering voor kolonel Francis Charteris, die in de achttiende eeuw een nogal bont leven had geleid. Hij zou er inderdaad in slagen, een van de meest verkochte auteurs van de Engelstalige wereld te worden. Later zou hij lid worden van Mensa, een vereniging van mensen met een hoog IQ. Leslie Yin zou de wereld eens iets laten zien!
In 1925 ging hij naar Kings College in Cambridge. Hij maakte de studie aan dit prestigieuze instituut niet af, naar eigen zeggen omdat hij graag schrijver van beroep wilde worden. In 1927 verscheen zijn eerste roman. Diverse boeken volgden, waaronder het eerste verhaal over de Saint, ‘Meet the Tiger’ (1928, ook bekend als The Saint meets the Tiger, Scoundrels Ltd., Crooked Gold en The Saint in Danger.)
Schrijven betaalde slecht. Charteris beweerde dat hij in deze tijd ook werkte als buschauffeur, politieagent, en in Azië als arbeider op een plantage, parelvisser en goudzoeker, barman en circusartiest. Men vraagt zich af waar hij de tijd vandaan haalde.
In de loop der jaren heeft Charteris over diverse non-fiction onderwerpen geschreven, zoals een cursus Spaans en columns over koken. Zijn belangrijkste productie betrof echter de Saint. In Engeland kreeg hij regelmatig opdrachten van het nieuwe tijdschrift Thriller. Na verhalen met diverse hoofdpersonen merkte hij dat ze allemaal op elkaar leken. Hij besloot dat hij het meeste succes zou hebben als hij één held gebruikte: de Saint. Later zou hij ook oudere publicaties herschrijven tot verhalen over de Saint.
In 1931 trouwde Charteris met Pauline Schiskin, in 1938 met Barbara Meyer, in 1943 met Elizabeth Borst en in 1952 met Audrey Long. (Daartussen vonden natuurlijk scheidingen plaats.)
Om meer te verdienen reisde hij in 1932 naar de Verenigde Staten. ‘Het werd steeds duidelijker voor me dat Amerika het beloofde land was, waar ik vermaak en rijkdom moest zoeken.’ (Brief 26 juli 1946) Zijn doorbraak in dat land kwam met ‘De Saint in New York’, dat ook verfilmd werd. Enige tijd werkte hij in Hollywood als scriptschrijver voor gangsterfilms, maar de sfeer lag hem niet, naar hij zei.
Het kostte hem veel moeite om in de VS te blijven omdat de Oriental Exclusion Act mensen met geheel of gedeeltelijk Aziatisch bloed weerde. Daarom reisde hij vaak heen en weer naar Engeland. Uiteindelijk kreeg hij door een speciaal wetje van 8 december 1942 toestemming om in Amerika te blijven en in 1946 werd hij genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger.
Met de oversteek kwam hij ook in een heel andere samenleving en dat had invloed op de avonturen van de Saint. Het was de tijd van de drooglegging, die een geweldige stimulans bleek voor de georganiseerde misdaad. ‘Ik werd naar speakeasies gebracht, waar sinistere types - nu zeer gerespecteerde obers - je koel bekeken van achter het rooster van een kijkgat, voor ze je binnenlieten.’ (Brief 26 juli 1946) Het was een wereld van dranksmokkelaars en bendeleden en corrupte agenten. Daardoor moest de Saint ook vechten tegen een ander soort misdadiger. In de loop van de jaren zou hij veranderen van Brits en Londens in Amerikaans en tenslotte steeds meer kosmopolitisch.
De verhalen zijnzeker in die eerste periode geschreven met grote inventiviteit. Ieder verhaal is een beetje anders, elke roman heeft verrassende wendingen. Charteris schrijft niet twee keer hetzelfde verhaal, in tegenstelling tot de meeste auteurs van pulpverhalen, die een beperkt aantal formules hebben. Tegenstanders zijn valse munters, spionnen, afpersers, smokkelaars en iedere soort misdadiger die je kunt bendenken, meestal samenwerkend in een bende. Later komen de ‘pot-boilers’, de uitwerkingen van bekende situaties. Dat wordt nog sterker als andere auteurs de boeken van de Saint gaan schrijven.
Ook de stijl van Charteris veranderde. Voor de oorlog schreef hij lange, ingewikkelde zinnen met een bombastisch proza, dat niettemin geestig en onderhoudend was. Een voorbeeld is de volgende passage uit het verhaal ‘The Miracle Tea Party’ in ‘Follow the Saint’ (1938) vertaald door Havank.
"De opengaande deur stelde een brede en overweldigende butler aan de buitenlucht bloot. De Saint schatte hem met een kennersblik. De traditie wil dat butlers breed en overweldigend zijn, maar ze zijn geneigd in de verkeerde richting uit te breiden. Deze butler was nu eens breed op de juiste plaatsen. Zijn schouders waren zo breed als een kleerkast, en zijn spieren tekenden zich duidelijk af onder de mouwen van zijn goed gesneden jas.
‘Baron Inescu?’ Vroeg de Saint.
‘De baron is niet..."
Simon glimlachte, en drukte de neus van zijn pistool steviger tegen de maag vóór hem. De butler week achteruit en de Saint stapte achter hem aan. Met zijn hield wierp hij de deur dicht.
‘Draai je om.’
De butler gehoorzaamde met tegenzin. Hij had de beweging nog niet geheel volvoerd, of Simon hief zijn pistool op en zwaaide het met een afgemeten gebaar neer. De kolf veroorzaakte een hard en stug geluid op het achterste gedeelte van de butler’s hoofd; en, van het standpunt eens toeschouwers gezien, had het een komieke uitwerking. Butler’s benen begonnen naar buiten uit te buigen en dan rolde hij met gelaten traagheid op zijn gezicht en bleef roerloos liggen."
Later vervlakte de taal tot een vrolijke maar alledaagse verteltrant waarin Charteris zich niet meer onderscheidde van andere auteurs. Hoewel dat de boeken toegankelijker maakte voor het grote publiek, dat niet van ingewikkelde zinnen hield, nam het toch iets weg van de aparte sfeer van de oudere verhalen.
Charteris bleef afwisselend romans en korte verhalen over de Saint schrijven. Zijn laatste complete roman dateert van 1946 en tot 1963 schreef hij nog enkele verhalen die tot bundels gecombineerd werden. Daarna deed hij het kalmer aan. Naar eigen zeggen bemoeide hij zich actief met de televisieserie waarin Roger Moore de hoofdrol speelde, maar verder schreef hij kookrubrieken en genoot hij van het leven. In 1993 overleed hij, maar zijn schepping leefde voort.
Vergelijking
De overeenkomsten tussen de Saint en zijn voorganger zijn duidelijk: hij leeft als een heer, hij steelt van de rijken, hij geeft aan de armen. Als dat niet het geval was, zouden we niet eens denken aan het maken van een vergelijking.
Sommige overeenkomsten zijn onontkoombaar als je een verhalenreeks maakt. De hoofdpersoon wordt niet verslagen en opgesloten, want hij moet in de volgende aflevering opnieuw optreden. Omdat hij niet mag verliezen, moet hij ook sterk zijn en goed kunnen vechten. Hij besteelt alleen de slechte rijkaards, want anders zou de lezer hem niet sympathiek vinden.
Zijn tegenstander bij de politie is minder bewonderenswaardig, dus de inspecteur wordt belachelijk gemaakt. Claud Eustace Teal is de inspecteur Baxter van de Saint. Iets heel anders: bij een langlopende serie krijgt de schrijver er soms genoeg van. Daarom is het niet vreemd dat de verhalen door anderen worden voortgezet.
Minder automatisch is het uiterlijke beeld van de held. Zowel de Saint als zijn voorgangers zijn lang en hebben donker haar en roken sigaretten. Dat ideaalbeeld van een held hoorde sterk bij het einde van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste. De Saint past in een traditie.
Interessanter zijn de verschillen. Simon Templar sprong makkelijker dan zijn voorgangers met de liefde om. In de loop van de twintigste eeuw was men wat luchthartiger geworden. Hij heeft minder verwantschap met de sombere Lister of de tragische Raffles van Hornung. Van alle voorgangers lijkt hij door zijn levenslust maar ook door zijn gewelddadigheid het meest op Arsène Lupin.
Enkele literaire conventies zijn in de twintigste eeuw verdwenen. De Saint heeft niet meer een vaste ‘sidekick’, een Bunny of een Charles Brand, die door hun zwakkere karakter de held nog heldhaftiger maken. Dat moet de lezer zelf maar beslissen.
In de loop van de twintigste eeuw hoefde de held zich niet meer op te houden op de soirees van de hogere kringen. Men ziet hem niet in avondkostuum, maar in een modieus parelgrijs pak of zelfs in een leren jas met pet. Templar is niet van adel en men kan zich zelfs afvragen of hij wel een gentleman is. Ook is hij op de lange duur meer een avonturier dan een inbreker. De balans is verschoven.
Grappig is dat de pulpauteurs in de twintigste eeuw het verband tussen Raffles en Simon Templar zelf ook duidelijk zagen. In 1948 probeerden onbekende auteurs mee te liften op het vroegere succes van Lord Lister. Zij brachten een eigen serie uit in 1948, die de ‘Nieuwe Lord Lister Serie’ heette. (Onderzoek hiernaar is gepubliceerd door Antoon Kunst en Anne Marinus in LLKN 7 p. 3-5 en 57 p. 30-44 en 66 p. 23-25.) Een paar weken later kwam de originele uitgever met herdrukken van de echte Lord Lister uit. Nadat de belangenconflicten aan de dag waren gekomen, zette men de valse reeks voort als de’ John Raflesserie’. Let op het opzettelijk verkeerd spellen van de naam Raffles; kennelijk wilde men rechtszaken op deze manier voorkomen. Opvallend, omdat de naam Raffles oorspronkelijk door de Duitsers en Nederlanders gestolen was van de Raffles van Hornung. Vanaf aflevering 16 noemde men die serie Lord Lesly en ook wel Lord Lesley. Tenslotte werd de reeks vanaf nummer 21 John Templar genoemd, om aan te haken bij het succes van de Saint.
Dick Berents