De nicht van Raffles
Het is de meeste lezers van Lord Lister wel opgevallen, hoe vaak Charles Band zich als vrouw vermomde: tientallen keren stak hij zich in dameskleren. Zijn vrouwelijke trekken worden in de verschillende afleveringen van de serie ook breed uitgemeten. Hij had "een gratie en charme van bewegingen, welke menige jongedame hem zou kunnen benijden." Diverse auteurs hebben daar ook opmerkingen over gemaakt. We moeten de vraag onder ogen zien of Brand een travestiet was en of hij homoseksuele eigenschappen had, of de relatie tussen Raffles en zijn dierbare vriend misschien een homo-erotische relatie was.
Dergelijke beweringen zijn over meer helden uit de literatuur gedaan. Men heeft het gemeend te zien in de relaties van Achilles en Patroklos, van Gilgamesh en Enkidu, David en Jonathan. (Dergelijke opmerkingen worden in onze tijd overigens ook gemaakt over Spongebob en Patrick en zelfs over Bert en Ernie: Time 31 januari 2005 p. 17)
In het boek ‘Seduction of the innocent ‘ stelde Dr. Fredric Wertheim dat Batman en Robin wel erg veel om elkaar gaven. The Boy Wonder en zijn oudere vriend waren volgens hem ‘gay’. Het samenleven van die twee mannen in nauwsluitende, glimmende panties zou dan ook volgens de wat benepen Wertheim een zeer ongezond voorbeeld voor de jeugd zijn. Hij wees erop dat er bovendien geen aantrekkelijke, succesvolle vrouwen in de verhalen voorkwamen. Hetzelfde kan overigens worden gezegd van de Lord Listers.
Ook van Doctor Watson wordt gezegd dat hij een homofiel was die met de meesterdetective Sherlock Holmes een erotische relatie had en ik heb zelfs een artikel waarin wordt beweerd dat Watson een vrouw was. Watsons vermeende homoseksualiteit is voor ons relevant omdat Holmes een van de grote voorbeelden voor de schrijvers van Lord Lister was.
Belangrijker nog is de status van Bunny Manders, de schepping van E. W. Hornung. Dit hulpje van de oorspronkelijke Arthur J. Raffles wordt door schrijvers als Julian Symons als homo bestempeld. Hij had een vrouwelijk karakter en op de kostschool was hij een ‘fag’, een soort slaafje, voor Raffles geweest.
Toen de Duitse en Nederlandse schrijvers de verhalen van Hornung gingen navolgen, hadden ze ook een Bunny Manders nodig en dat werd Charles Brand. Als Bunny homoseksueel was, zou dat het dan niet waarschijnlijker maken dat Charles het ook was?
Het is daarom van enig belang om alle argumenten vóór en tegen die bewering op een rij te zetten en tegen elkaar af te wegen. Daarbij gaat het natuurlijk niet om de echte eigenschappen van homoseksualiteit. De helden waarover we het hebben leefden niet in de ‘echte’ wereld maar in een symbolisch universum. Wat het volk in die tijd beschouwde als de kenmerken van een homoseksuele leefstijl, past lang niet bij alle mensen die een voorkeur hebben voor partners van hun eigen geslacht. De pulpliteratuur was bevolkt door denkbeeldige helden die nu eenmaal de eigenschappen hadden die de auteurs ze toeschreven. Gewoonlijk waren dat stereotype kenmerken uit de volkscultuur. Als er al over homoseksuele mannen werd geschreven, waren deze vrouwelijk, zwak, ‘verwijfd’ en gedroegen ze zich ‘nichterig’. De werkelijkheid om ons heen is anders; de meeste homoseksuelen vertonen niet dat stereotype gedrag. Ik zal daarom zoeken naar ‘symbolische’ kenmerken waardoor de lezers in de eerste helft van de twintigste eeuw zouden kunnen denken dat Charles Brand een homo was.
Brand in een jurkje
Homofilie bij mannen wordt in de volkscultuur in verband gebracht met een vrouwelijk uiterlijk. In het allereerste nummer was daar nog weinig van te merken; daar werd Charles Brand alleen beschreven als een jongeman met blauwe ogen. In het tweede lezen we meer: Charles was knap en elegant, hij was kleiner dan gemiddeld. Hij deed aan een jongen denken, want zowel zijn gezichtsuitdrukking als zijn bewegingen werden jongensachtig genoemd. Eigenlijk was hij een beetje al te knap en ook de auteur vergeleek hem met een vrouw: "een jeugdig, knap gezicht met een huid , bijna zo zacht als die van een vrouw, mooi gewelfde wenkbrauwen en een hoog, blank voorhoofd." Als hij zich in latere nummers als vrouw verkleedde, had hij een gratie die meer bij een jongedame paste. Wanneer hij een kamermeisje speelde, had hij ook een hoge stem. Als klap op de vuurpijl lezen we dat hij "damesvoetjes" zou hebben. (2793 - 2; 2583 - 2; 2512 - 2; 2636 - 1; 2685 - 3; 2473 - 22; 2853 - 26; 2750 - 21 )
Brand moest zich inderdaad vaak vermommen als vrouw. Hij was dan "een bevallige jongedame met mooie blauwe ogen". Hij had altijd schmink bij zich en in het huis in de Victoriastreet hingen dozijnen jurken voor hem. (2390 - 30; 2543 - 15.) Anne Marinus heeft in verschillende artikelen en in het onvolprezen ‘Boekje van Anne’ een aantal vermommingen genoemd: een huishoudster, een Chinees meisje, een oude, pinnige gouvernante, een oude dikke dame, de dochter van een miljonair, een gravin, een blanke slavin, een publieke vrouw. Ook speelde Charles de dochter van Lord Sunderham die op zijn beurt gespeeld werd door Raffles. (Artikelen in LLKN 5 - 5; LLKN 10 - 10; Boekje van Anne.)
Ik zou er nog een rij vermommingen aan kunnen toevoegen, maar ik noem er maar één. Charles moest een keer markies Beaupré de la Sardogne verleiden tot een romantisch ‘herdersuurtje’. Raffles gaf hem instructies: "Jij verkleedt je tot een bevallige, verleidelijke, schone jonge dame, en ik zal op het fraaiste, welriekendste rose papier dat ik in mijn verzameling heb, dit kattebelletje netjes en met een fijne vrouwenhand overschrijven. En dan zal onze man als een muis op het spek eropaf komen, daar kun je donder op zeggen. Hij zal zich dit avontuurtje in een vreemde stad niet willen laten ontgaan." Brand vermomde zich inderdaad als een meisje en lispelend lokte hij met zijn charmes Beaupré een auto in. De erotische gebeurtenissen daarna voldoen misschien niet aan onze hooggespannen verwachtingen: Charles bedwelmde de markies, niet met zijn mooie lichaam maar met een doek met chloroform. (2472, 18-21)
Als we travestie omschrijven als ‘zich verkleden in de rol van het andere geslacht’, dan was Brand in elk geval technisch gezien vaak een travestiet.
Een innige vriendschap
Dan was er zijn karakter. Charles was voorzichtiger dan Edward Lister en hij legde in gesprekken vaak de nadruk op de risico’s van het avontuur en de misdaad. Ook dat zou men als een vrouwelijke eigenschap kunnen zien. Er waren momenten dat hij weinig zin had in avontuur en opzag tegen het plegen van een inbraak. Raffles was veel ondernemender.
Belangrijker is misschien de relatie tussen Charles en Edward. Het was, zoals ik al eerder schreef, een relatie van afhankelijkheid. Toen Brand geen uitweg meer zag uit zijn speelschulden en zelfmoord wilde plegen, had Lord Edward Lister hem daarvan gered. Raffles speelde altijd een overheersende rol en werd zelfs omschreven als ‘meester en vriend’. In oudere afleveringe werd Brand ‘Charly’ genoemd en Raffles sprak hem soms aan als ‘boy’ en zelfs ‘mijn jongen’. Hij noemde Brand ‘mijn enige ware vriend’. Brand op zijn beurt leefde op als hij Edward zag. (2567 - 27; 2542 - 13; 2647 - 25; 2594 - 1)
Typerend is de scene in ‘De kamer des doods’.(2886) De beide vrienden hadden ingebroken in een huis dat toebehoorde aan een bende. Dieper doordringend in de duistere vertrekken, kwamen ze in een kamer waar opeens met veel lawaai een zwaar metalen schot in de deur viel. Het was een val! Een andere deur was van staal en werd automatisch afgesloten. Nu ze gevangen zaten, kwam tot overmaat van ramp de zoldering langzaam naar beneden. Het leek of ze verpletterd zouden worden. Raffles en Brand keken elkaar doordringend aan. Ze gingen op de vloer liggen. Edward zei: "Geef mij je hand, ik wil ze blijven vasthouden." We zien dat ze verwachten dat ze hun laatste ogenblikken doormaken, zij aan zij, hand in hand. Ik hoef nauwelijks te zeggen dat ze op het laatste moment toch door Henderson gered werden.
Dit alles wijst er wel op dat we te maken hebben met een zeer innige vriendschap.
Deelden ze ook het bed? In letterlijke zin kwam het soms wel voor. Regelmatig huurden ze op hun reizen een kamer en soms was dat maar één vertrek. "En mijnheer daarginds, moet deze geen kamer hebben? vroeg de portier, terwijl hij op Brand wees, die een weinig terzijde was blijven staan. Deze heer is een collega van mij en deelt mijn kamer, antwoordde Raffles." (2540 - 23)
Daardoor sliepen ze soms ook in hetzelfde bed. "De jongeman bromde iets terug en strekte zich aan de andere kant van het grote bed uit." (2547 - 18) We lezen echter nergens wat ze in dat bed deden.
De andere kant van de zaak
We hebben nu vier argumentenvoor de homoseksualiteit van Charles Brand. Het meest opvallende was het feit dat hij vaak in vrouwenkleren rondliep. Verder waren er zijn vrouwelijke uiterlijk, zijn soms wat timide karakter en de innige relatie die hij met Raffles had. Er zijn echter ook argumenten die erop wijzen dat Brand niet homoseksueel was.
Laten we eerst het belangrijkste argument onder de loep nemen: de vrouwenkleren. Het is verhelderend om een typisch verhaal te bekijken: de aflevering ‘Handel in blanke slavinnen.’ (2513)
Al gedurende enige tijd verdwenen er in Londen knappe, jonge vrouwen van buitenlandse afkomst. Het meest recente geval was de verdwijning van de jonge Française madame Pommier. Raffles ging samen met Brand vermomd als particuliere detectives haar man ondervragen.
Het bleek dat madame Pommier had gesolliciteerd als gouvernante en was afgewezen. Blijkbaar hadden handelaars in blanke slavinnen haar daarna omzichtig gevolgd naar haar woning. Een dag later was ze alsnog opgehaald door mensen die zeiden dat mevrouw zich bedacht had en dat ze de betrekking toch zou krijgen. Ze was niet meer teruggekomen.
Raffles besloot, niet geheel logisch overigens, om ook maar een advertentie voor een gouvernante te plaatsen. Brand moest daarop reageren en zich natuurlijk eerst als vrouw vermommen. Ook Henderson moest een vrouw spelen, de dame bij wie Brand moest solliciteren. Met zijn twee meter plus zag hij eruit als een grenadier. Henderson kon dan de sollicitatie van Brand afwijzen. De handelaren in blanke slavinnen zouden daar wel achter komen en als ze Brand naar huis volgden...
Brand’s reactie ten hij het plan hoorde, is voor ons van belang: hij gooide woedend zijn sigaret weg en riep: "Dacht ik het niet!" Raffles plaagde hem een beetje. "Zo mag ik het zien, amice, zei Raffles kalm. Het is beter dat je voorlopig niet meer zoveel rookt. Een enkel sigaretje, liefst met filter, mag wel. Tegenwoordig roken de dames er maar op los, ook al vinden ze het niet lekker. Ze zijn bang, als ouderwetse tantes te worden aangezien. En jij moet geen oude tante, maar een lieve jonge dame voorstellen." Het verhaal dateert uit 1920; in de jaren twintig profileerde een klein deel van de jonge vrouwen zich door te roken en te drinken, door kortere rokken en kort haar. Deze zogeheten ‘flappers’ wilden zich onafhankelijk en modern opstellen; blijkbaar wilde Raffles daar niets van weten.
Tegenover Henderson luchtte Charles zijn ergernis over het verkleden: "Praat er mij niet van, James; ik voel mij als een vis op een warme stoof. Voor jou kwam het er niet zo erg op aan, maar ik moet een poos in mijn rol blijven. Als je zou zien wat ik onder dit mantelpak aan heb, zou je je dood lachen of dood schrikken. Een nylon onderjurk en daaronder zo’n misselijk kort slipje, dat om mijn... hm... dinges... spant als een rubber pantser... nou... je kunt het van me cadeau krijgen... Maar mylord heeft gezegd dat het zo moest zijn en dus zal het wel goed wezen."
Na de sollicitatie werd Brand inderdaad gevolgd door de misdadigers. Nog later kwamen ze hem ophalen, zogenaamd namens mevrouw Maxfield. Ze brachten hem naar een herenhuis. Een zekere miss Slater vertelde Charles dat hij een gedecolleteerde japon moest aantrekken. Ze bood zelfs aan om hem daarbij te helpen. Een citaat: "Dat was waarachtig iets waarop Brand in het geheel niet gerekend had. Gedecolleteerd! Jeminee! Hij had natuurlijk ervoor gezorgd een bustehouder aan te trekken en deze wat op te vullen, om zich aldus te verzekeren van een vrouwelijk postuur, maar als hij zijn jurk moest uitrekken, zou die camouflage door deze vrouw die ongetwijfeld doorkneed was in het vak, natuurlijk onmiddellijk ontdekt worden , en zou hij zeker niet achter de schuilplaats komen, waar men madame Pommier verborgen hield." Het lukte hem om miss Slater weg te sturen en hij hoefde alleen de klaargelegde kleren en schoenen aan te trekken, "hetgeen hij dan ook met een pijnlijk gezicht en menige gesmoorde vloek deed." Het wordt ons steeds duidelijker dat Brand helemaal niet van dameskleren hield.
Vervolgens voerde miss Slater hem naar een salon, waar zes oudere heren aan het diner op Brand zaten te wachten. De conversatie had een zeer vrije toon en het verhaal werd voor een Lord Lister nogal gewaagd. Een van de heren was zo vrijpostig om Brand over de blote rug te strelen, maar dat bekwam hem slecht: Brand prikte met een vork in de tastende hand, die hevig begon te bloeden.
Miss Slater probeerde iets in zijn drankje te doen en Brand deed of hij in zwijm viel. Er staat vreemd genoeg niet dat de oude heren hun lusten op hem konden botvieren of zelfs maar aan hem zaten te frunniken. Men bracht Charles met een auto naar Brighton, waar ook de ontvoerde Française zich bevond. Ze had niet aan de wensen van de ontvoerders toegegeven en men had haar zelfs met een zweep geslagen.
Een van de ontvoerders zei dat madame Pommier zich moest uitkleden. "Hij stroopte zijn mouwen op, terwijl hij zei: Trek dat jurkje maar eens uit, schat." Met één ruk scheurde hij het kledingstuk van haar lijf. Dat ging Brand te ver en met de vuist verdedigde hij de jonge vrouw. Even zag het er slecht uit, want vier ontvoerders kwamen met ploertendoders en boksbeugels het vertrek binnenvallen. Even later kwamen - hoe kan het ook anders - Raffles en Henderson het vertrek binnenstormen om hun vriend Brand te helpen. Ze brachten agenten mee om de misdadigers gevangen te nemen. Toen de gelukkige Pommier, die was meegekomen, de redders wilde bedanken, bleken zij in de verwarring spoorloos te zijn verdwenen...
Het is wel duidelijk: aan verkleden had Charles diverse broertjes dood. Hij liet in veel afleveringen merken dat hij het erg onaangenaam vond om zich als vrouw of meisje te vermommen. Een paar citaten: "Intussen moet ik maar weer van geslacht veranderen, Edward, zei Brand verwijtend." "Lieve hemel, alweer? riep Brand uit op wanhopige toon." "Ik wou dat dit avontuur maar gauw geëindigd was, James. Ik kan niet zeggen, dat ik mij erg op mijn gemak voel in deze rokken." En nog een citaat over kleren: "Ik ben blij dat je mij tenminste toestaat, als alles achter de rug is, weer een mannenbroek aan te trekken. Die damesslipjes van tegenwoordig. Als je nog eens broek zegt, blijft er helemaal niets over." ( 2376 - 6; 2471 - 15; 2472 - 19; 2752 - 2; 2472 ; zie ook 2517 - 27)
In het pulpverhaal werd in de eerste helft van de twintigste eeuw veel waarde gehecht aan vermommingen. Men geloofde dat het mogelijk was om met hulpmiddelen iemand precies op een ander te laten lijken. Voor vrouwenrollen kwam Raffles door zijn lichaamsbouw veel minder in aanmerking. "Als ik zelf niet een beetje te gespierd was en te lang van stuk om een jonge dame voor te stellen, dan zou ik gretig de gelegenheid aangrijpen , om een paar van die kerels mores te leren," zei hij zelf. (2513 - 11) Daarom was Brand degene die zich als vrouw moest vermommen.
De tegenzin van Charles had nog een functie. Zijn protest werd, zoals we hebben gezien, keer op keer als komisch element in het verhaal gebruikt. Zijn klachten wekken bij de lezer leedvermaak. Als de vermeende jongedame dan plotseling een misdadiger in elkaar slaat of een sigaar opsteekt, is dat de humor van het onverwachte.
Een ander argument voor de stelling dat Brand homoseksueel was, was zijn vrouwelijke uiterlijk. Hier gelden net zo goed de wetmatigheden van het detectiveverhaal. De hoofdpersoon van het verhaal moest in de pulpliteratuur nu eenmaal in vergelijking met zijn helper altijd de grootste en sterkste zijn. De‘sidekick’, zoals men de metgezel van de hoofdpersoon pleegt te noemen, was daarom kleiner en zwakker. Zoals Batman het mannelijke en sterke vertegenwoordigde, zo moest Robin minder sterk en minder mannelijk zijn. Dat gold eveneens voor Watson, Bunny Manders en natuurlijk ook voor Charles Brand.
Het derde argument was het voorzichtige karakter van Brand. Toch kan men Charles niet beschrijven als een domme angsthaas zoals Bunny Manders. Als het nodig was, kon hij zich stevig roeren. Hij wist natuurlijk niet zo veel als zijn partner Raffles, maar hij was niet zo dom als Watson. Charles Brand was een dappere man en soms ging hij een paar misdadigers in zijn eentje te lijf. Vooral als de veiligheid van Raffles in het geding was, vocht hij als een leeuw.
Ook hier gelden de wetten van het pulpverhaal. De held moest alwetend, ondernemend en dapper zijn; als contrast moest zijn partner die eigenschappen in wat mindere mate hebben.
Het delen van een kamer of een bed tenslotte gebeurde alleen maar uit noodzaak. In hun eigen huis hadden Raffles en Brand particuliere slaapkamers. Als het mogelijk was, namen ze in een hotel ook wel aparte kamers. (2544 - 6; 2823 - 9)
Afweging
De vraag of Brand homofiel was, is uiteindelijk een verkeerde vraag. We weten allemaal dat Charles leefde in een werkelijkheid die niet helemaal samenviel met de realiteit waarin wij leven. We kunnen niet vaststellen hoe hij werkelijk was, want hij was een personage uit de pulpfictie.
Men kan zich wel afvragen of de auteur hem als homo heeft bedoeld, maar ik heb al aangegeven dat de meeste zogenaamde kenmerken van homofilie uit de wetmatigheden van het pulpverhaal verklaard kunnen worden.
Interessant is de vraag of de lezers hem als een homo zagen. Dat deden ze waarschijnlijk niet. In dat geval zou de reeks namelijk niet zo’n langdurig succes geweest zijn. Homofobie en neerzien op vrouwelijke trekken waren wijd verbreide normen in de cultuur van die tijd; dat paste niet bij de helden van een pulpverhaal.
Tenslotte: stel je eens voor dat Brand een homo-erotische relatie had gehad. Dan zou dat toch een relatie met zijn beste vriend Raffles moeten zijn geweest. En het is ondenkbaar dat de Grote Avonturier, het voorbeeld van mannelijke dapperheid, in de ogen van het grote publiek van die tijd een homoseksueel geweest zou zijn.
Dick Berents
Dergelijke beweringen zijn over meer helden uit de literatuur gedaan. Men heeft het gemeend te zien in de relaties van Achilles en Patroklos, van Gilgamesh en Enkidu, David en Jonathan. (Dergelijke opmerkingen worden in onze tijd overigens ook gemaakt over Spongebob en Patrick en zelfs over Bert en Ernie: Time 31 januari 2005 p. 17)
In het boek ‘Seduction of the innocent ‘ stelde Dr. Fredric Wertheim dat Batman en Robin wel erg veel om elkaar gaven. The Boy Wonder en zijn oudere vriend waren volgens hem ‘gay’. Het samenleven van die twee mannen in nauwsluitende, glimmende panties zou dan ook volgens de wat benepen Wertheim een zeer ongezond voorbeeld voor de jeugd zijn. Hij wees erop dat er bovendien geen aantrekkelijke, succesvolle vrouwen in de verhalen voorkwamen. Hetzelfde kan overigens worden gezegd van de Lord Listers.
Ook van Doctor Watson wordt gezegd dat hij een homofiel was die met de meesterdetective Sherlock Holmes een erotische relatie had en ik heb zelfs een artikel waarin wordt beweerd dat Watson een vrouw was. Watsons vermeende homoseksualiteit is voor ons relevant omdat Holmes een van de grote voorbeelden voor de schrijvers van Lord Lister was.
Belangrijker nog is de status van Bunny Manders, de schepping van E. W. Hornung. Dit hulpje van de oorspronkelijke Arthur J. Raffles wordt door schrijvers als Julian Symons als homo bestempeld. Hij had een vrouwelijk karakter en op de kostschool was hij een ‘fag’, een soort slaafje, voor Raffles geweest.
Toen de Duitse en Nederlandse schrijvers de verhalen van Hornung gingen navolgen, hadden ze ook een Bunny Manders nodig en dat werd Charles Brand. Als Bunny homoseksueel was, zou dat het dan niet waarschijnlijker maken dat Charles het ook was?
Het is daarom van enig belang om alle argumenten vóór en tegen die bewering op een rij te zetten en tegen elkaar af te wegen. Daarbij gaat het natuurlijk niet om de echte eigenschappen van homoseksualiteit. De helden waarover we het hebben leefden niet in de ‘echte’ wereld maar in een symbolisch universum. Wat het volk in die tijd beschouwde als de kenmerken van een homoseksuele leefstijl, past lang niet bij alle mensen die een voorkeur hebben voor partners van hun eigen geslacht. De pulpliteratuur was bevolkt door denkbeeldige helden die nu eenmaal de eigenschappen hadden die de auteurs ze toeschreven. Gewoonlijk waren dat stereotype kenmerken uit de volkscultuur. Als er al over homoseksuele mannen werd geschreven, waren deze vrouwelijk, zwak, ‘verwijfd’ en gedroegen ze zich ‘nichterig’. De werkelijkheid om ons heen is anders; de meeste homoseksuelen vertonen niet dat stereotype gedrag. Ik zal daarom zoeken naar ‘symbolische’ kenmerken waardoor de lezers in de eerste helft van de twintigste eeuw zouden kunnen denken dat Charles Brand een homo was.
Brand in een jurkje
Homofilie bij mannen wordt in de volkscultuur in verband gebracht met een vrouwelijk uiterlijk. In het allereerste nummer was daar nog weinig van te merken; daar werd Charles Brand alleen beschreven als een jongeman met blauwe ogen. In het tweede lezen we meer: Charles was knap en elegant, hij was kleiner dan gemiddeld. Hij deed aan een jongen denken, want zowel zijn gezichtsuitdrukking als zijn bewegingen werden jongensachtig genoemd. Eigenlijk was hij een beetje al te knap en ook de auteur vergeleek hem met een vrouw: "een jeugdig, knap gezicht met een huid , bijna zo zacht als die van een vrouw, mooi gewelfde wenkbrauwen en een hoog, blank voorhoofd." Als hij zich in latere nummers als vrouw verkleedde, had hij een gratie die meer bij een jongedame paste. Wanneer hij een kamermeisje speelde, had hij ook een hoge stem. Als klap op de vuurpijl lezen we dat hij "damesvoetjes" zou hebben. (2793 - 2; 2583 - 2; 2512 - 2; 2636 - 1; 2685 - 3; 2473 - 22; 2853 - 26; 2750 - 21 )
Brand moest zich inderdaad vaak vermommen als vrouw. Hij was dan "een bevallige jongedame met mooie blauwe ogen". Hij had altijd schmink bij zich en in het huis in de Victoriastreet hingen dozijnen jurken voor hem. (2390 - 30; 2543 - 15.) Anne Marinus heeft in verschillende artikelen en in het onvolprezen ‘Boekje van Anne’ een aantal vermommingen genoemd: een huishoudster, een Chinees meisje, een oude, pinnige gouvernante, een oude dikke dame, de dochter van een miljonair, een gravin, een blanke slavin, een publieke vrouw. Ook speelde Charles de dochter van Lord Sunderham die op zijn beurt gespeeld werd door Raffles. (Artikelen in LLKN 5 - 5; LLKN 10 - 10; Boekje van Anne.)
Ik zou er nog een rij vermommingen aan kunnen toevoegen, maar ik noem er maar één. Charles moest een keer markies Beaupré de la Sardogne verleiden tot een romantisch ‘herdersuurtje’. Raffles gaf hem instructies: "Jij verkleedt je tot een bevallige, verleidelijke, schone jonge dame, en ik zal op het fraaiste, welriekendste rose papier dat ik in mijn verzameling heb, dit kattebelletje netjes en met een fijne vrouwenhand overschrijven. En dan zal onze man als een muis op het spek eropaf komen, daar kun je donder op zeggen. Hij zal zich dit avontuurtje in een vreemde stad niet willen laten ontgaan." Brand vermomde zich inderdaad als een meisje en lispelend lokte hij met zijn charmes Beaupré een auto in. De erotische gebeurtenissen daarna voldoen misschien niet aan onze hooggespannen verwachtingen: Charles bedwelmde de markies, niet met zijn mooie lichaam maar met een doek met chloroform. (2472, 18-21)
Als we travestie omschrijven als ‘zich verkleden in de rol van het andere geslacht’, dan was Brand in elk geval technisch gezien vaak een travestiet.
Een innige vriendschap
Dan was er zijn karakter. Charles was voorzichtiger dan Edward Lister en hij legde in gesprekken vaak de nadruk op de risico’s van het avontuur en de misdaad. Ook dat zou men als een vrouwelijke eigenschap kunnen zien. Er waren momenten dat hij weinig zin had in avontuur en opzag tegen het plegen van een inbraak. Raffles was veel ondernemender.
Belangrijker is misschien de relatie tussen Charles en Edward. Het was, zoals ik al eerder schreef, een relatie van afhankelijkheid. Toen Brand geen uitweg meer zag uit zijn speelschulden en zelfmoord wilde plegen, had Lord Edward Lister hem daarvan gered. Raffles speelde altijd een overheersende rol en werd zelfs omschreven als ‘meester en vriend’. In oudere afleveringe werd Brand ‘Charly’ genoemd en Raffles sprak hem soms aan als ‘boy’ en zelfs ‘mijn jongen’. Hij noemde Brand ‘mijn enige ware vriend’. Brand op zijn beurt leefde op als hij Edward zag. (2567 - 27; 2542 - 13; 2647 - 25; 2594 - 1)
Typerend is de scene in ‘De kamer des doods’.(2886) De beide vrienden hadden ingebroken in een huis dat toebehoorde aan een bende. Dieper doordringend in de duistere vertrekken, kwamen ze in een kamer waar opeens met veel lawaai een zwaar metalen schot in de deur viel. Het was een val! Een andere deur was van staal en werd automatisch afgesloten. Nu ze gevangen zaten, kwam tot overmaat van ramp de zoldering langzaam naar beneden. Het leek of ze verpletterd zouden worden. Raffles en Brand keken elkaar doordringend aan. Ze gingen op de vloer liggen. Edward zei: "Geef mij je hand, ik wil ze blijven vasthouden." We zien dat ze verwachten dat ze hun laatste ogenblikken doormaken, zij aan zij, hand in hand. Ik hoef nauwelijks te zeggen dat ze op het laatste moment toch door Henderson gered werden.
Dit alles wijst er wel op dat we te maken hebben met een zeer innige vriendschap.
Deelden ze ook het bed? In letterlijke zin kwam het soms wel voor. Regelmatig huurden ze op hun reizen een kamer en soms was dat maar één vertrek. "En mijnheer daarginds, moet deze geen kamer hebben? vroeg de portier, terwijl hij op Brand wees, die een weinig terzijde was blijven staan. Deze heer is een collega van mij en deelt mijn kamer, antwoordde Raffles." (2540 - 23)
Daardoor sliepen ze soms ook in hetzelfde bed. "De jongeman bromde iets terug en strekte zich aan de andere kant van het grote bed uit." (2547 - 18) We lezen echter nergens wat ze in dat bed deden.
De andere kant van de zaak
We hebben nu vier argumentenvoor de homoseksualiteit van Charles Brand. Het meest opvallende was het feit dat hij vaak in vrouwenkleren rondliep. Verder waren er zijn vrouwelijke uiterlijk, zijn soms wat timide karakter en de innige relatie die hij met Raffles had. Er zijn echter ook argumenten die erop wijzen dat Brand niet homoseksueel was.
Laten we eerst het belangrijkste argument onder de loep nemen: de vrouwenkleren. Het is verhelderend om een typisch verhaal te bekijken: de aflevering ‘Handel in blanke slavinnen.’ (2513)
Al gedurende enige tijd verdwenen er in Londen knappe, jonge vrouwen van buitenlandse afkomst. Het meest recente geval was de verdwijning van de jonge Française madame Pommier. Raffles ging samen met Brand vermomd als particuliere detectives haar man ondervragen.
Het bleek dat madame Pommier had gesolliciteerd als gouvernante en was afgewezen. Blijkbaar hadden handelaars in blanke slavinnen haar daarna omzichtig gevolgd naar haar woning. Een dag later was ze alsnog opgehaald door mensen die zeiden dat mevrouw zich bedacht had en dat ze de betrekking toch zou krijgen. Ze was niet meer teruggekomen.
Raffles besloot, niet geheel logisch overigens, om ook maar een advertentie voor een gouvernante te plaatsen. Brand moest daarop reageren en zich natuurlijk eerst als vrouw vermommen. Ook Henderson moest een vrouw spelen, de dame bij wie Brand moest solliciteren. Met zijn twee meter plus zag hij eruit als een grenadier. Henderson kon dan de sollicitatie van Brand afwijzen. De handelaren in blanke slavinnen zouden daar wel achter komen en als ze Brand naar huis volgden...
Brand’s reactie ten hij het plan hoorde, is voor ons van belang: hij gooide woedend zijn sigaret weg en riep: "Dacht ik het niet!" Raffles plaagde hem een beetje. "Zo mag ik het zien, amice, zei Raffles kalm. Het is beter dat je voorlopig niet meer zoveel rookt. Een enkel sigaretje, liefst met filter, mag wel. Tegenwoordig roken de dames er maar op los, ook al vinden ze het niet lekker. Ze zijn bang, als ouderwetse tantes te worden aangezien. En jij moet geen oude tante, maar een lieve jonge dame voorstellen." Het verhaal dateert uit 1920; in de jaren twintig profileerde een klein deel van de jonge vrouwen zich door te roken en te drinken, door kortere rokken en kort haar. Deze zogeheten ‘flappers’ wilden zich onafhankelijk en modern opstellen; blijkbaar wilde Raffles daar niets van weten.
Tegenover Henderson luchtte Charles zijn ergernis over het verkleden: "Praat er mij niet van, James; ik voel mij als een vis op een warme stoof. Voor jou kwam het er niet zo erg op aan, maar ik moet een poos in mijn rol blijven. Als je zou zien wat ik onder dit mantelpak aan heb, zou je je dood lachen of dood schrikken. Een nylon onderjurk en daaronder zo’n misselijk kort slipje, dat om mijn... hm... dinges... spant als een rubber pantser... nou... je kunt het van me cadeau krijgen... Maar mylord heeft gezegd dat het zo moest zijn en dus zal het wel goed wezen."
Na de sollicitatie werd Brand inderdaad gevolgd door de misdadigers. Nog later kwamen ze hem ophalen, zogenaamd namens mevrouw Maxfield. Ze brachten hem naar een herenhuis. Een zekere miss Slater vertelde Charles dat hij een gedecolleteerde japon moest aantrekken. Ze bood zelfs aan om hem daarbij te helpen. Een citaat: "Dat was waarachtig iets waarop Brand in het geheel niet gerekend had. Gedecolleteerd! Jeminee! Hij had natuurlijk ervoor gezorgd een bustehouder aan te trekken en deze wat op te vullen, om zich aldus te verzekeren van een vrouwelijk postuur, maar als hij zijn jurk moest uitrekken, zou die camouflage door deze vrouw die ongetwijfeld doorkneed was in het vak, natuurlijk onmiddellijk ontdekt worden , en zou hij zeker niet achter de schuilplaats komen, waar men madame Pommier verborgen hield." Het lukte hem om miss Slater weg te sturen en hij hoefde alleen de klaargelegde kleren en schoenen aan te trekken, "hetgeen hij dan ook met een pijnlijk gezicht en menige gesmoorde vloek deed." Het wordt ons steeds duidelijker dat Brand helemaal niet van dameskleren hield.
Vervolgens voerde miss Slater hem naar een salon, waar zes oudere heren aan het diner op Brand zaten te wachten. De conversatie had een zeer vrije toon en het verhaal werd voor een Lord Lister nogal gewaagd. Een van de heren was zo vrijpostig om Brand over de blote rug te strelen, maar dat bekwam hem slecht: Brand prikte met een vork in de tastende hand, die hevig begon te bloeden.
Miss Slater probeerde iets in zijn drankje te doen en Brand deed of hij in zwijm viel. Er staat vreemd genoeg niet dat de oude heren hun lusten op hem konden botvieren of zelfs maar aan hem zaten te frunniken. Men bracht Charles met een auto naar Brighton, waar ook de ontvoerde Française zich bevond. Ze had niet aan de wensen van de ontvoerders toegegeven en men had haar zelfs met een zweep geslagen.
Een van de ontvoerders zei dat madame Pommier zich moest uitkleden. "Hij stroopte zijn mouwen op, terwijl hij zei: Trek dat jurkje maar eens uit, schat." Met één ruk scheurde hij het kledingstuk van haar lijf. Dat ging Brand te ver en met de vuist verdedigde hij de jonge vrouw. Even zag het er slecht uit, want vier ontvoerders kwamen met ploertendoders en boksbeugels het vertrek binnenvallen. Even later kwamen - hoe kan het ook anders - Raffles en Henderson het vertrek binnenstormen om hun vriend Brand te helpen. Ze brachten agenten mee om de misdadigers gevangen te nemen. Toen de gelukkige Pommier, die was meegekomen, de redders wilde bedanken, bleken zij in de verwarring spoorloos te zijn verdwenen...
Het is wel duidelijk: aan verkleden had Charles diverse broertjes dood. Hij liet in veel afleveringen merken dat hij het erg onaangenaam vond om zich als vrouw of meisje te vermommen. Een paar citaten: "Intussen moet ik maar weer van geslacht veranderen, Edward, zei Brand verwijtend." "Lieve hemel, alweer? riep Brand uit op wanhopige toon." "Ik wou dat dit avontuur maar gauw geëindigd was, James. Ik kan niet zeggen, dat ik mij erg op mijn gemak voel in deze rokken." En nog een citaat over kleren: "Ik ben blij dat je mij tenminste toestaat, als alles achter de rug is, weer een mannenbroek aan te trekken. Die damesslipjes van tegenwoordig. Als je nog eens broek zegt, blijft er helemaal niets over." ( 2376 - 6; 2471 - 15; 2472 - 19; 2752 - 2; 2472 ; zie ook 2517 - 27)
In het pulpverhaal werd in de eerste helft van de twintigste eeuw veel waarde gehecht aan vermommingen. Men geloofde dat het mogelijk was om met hulpmiddelen iemand precies op een ander te laten lijken. Voor vrouwenrollen kwam Raffles door zijn lichaamsbouw veel minder in aanmerking. "Als ik zelf niet een beetje te gespierd was en te lang van stuk om een jonge dame voor te stellen, dan zou ik gretig de gelegenheid aangrijpen , om een paar van die kerels mores te leren," zei hij zelf. (2513 - 11) Daarom was Brand degene die zich als vrouw moest vermommen.
De tegenzin van Charles had nog een functie. Zijn protest werd, zoals we hebben gezien, keer op keer als komisch element in het verhaal gebruikt. Zijn klachten wekken bij de lezer leedvermaak. Als de vermeende jongedame dan plotseling een misdadiger in elkaar slaat of een sigaar opsteekt, is dat de humor van het onverwachte.
Een ander argument voor de stelling dat Brand homoseksueel was, was zijn vrouwelijke uiterlijk. Hier gelden net zo goed de wetmatigheden van het detectiveverhaal. De hoofdpersoon van het verhaal moest in de pulpliteratuur nu eenmaal in vergelijking met zijn helper altijd de grootste en sterkste zijn. De‘sidekick’, zoals men de metgezel van de hoofdpersoon pleegt te noemen, was daarom kleiner en zwakker. Zoals Batman het mannelijke en sterke vertegenwoordigde, zo moest Robin minder sterk en minder mannelijk zijn. Dat gold eveneens voor Watson, Bunny Manders en natuurlijk ook voor Charles Brand.
Het derde argument was het voorzichtige karakter van Brand. Toch kan men Charles niet beschrijven als een domme angsthaas zoals Bunny Manders. Als het nodig was, kon hij zich stevig roeren. Hij wist natuurlijk niet zo veel als zijn partner Raffles, maar hij was niet zo dom als Watson. Charles Brand was een dappere man en soms ging hij een paar misdadigers in zijn eentje te lijf. Vooral als de veiligheid van Raffles in het geding was, vocht hij als een leeuw.
Ook hier gelden de wetten van het pulpverhaal. De held moest alwetend, ondernemend en dapper zijn; als contrast moest zijn partner die eigenschappen in wat mindere mate hebben.
Het delen van een kamer of een bed tenslotte gebeurde alleen maar uit noodzaak. In hun eigen huis hadden Raffles en Brand particuliere slaapkamers. Als het mogelijk was, namen ze in een hotel ook wel aparte kamers. (2544 - 6; 2823 - 9)
Afweging
De vraag of Brand homofiel was, is uiteindelijk een verkeerde vraag. We weten allemaal dat Charles leefde in een werkelijkheid die niet helemaal samenviel met de realiteit waarin wij leven. We kunnen niet vaststellen hoe hij werkelijk was, want hij was een personage uit de pulpfictie.
Men kan zich wel afvragen of de auteur hem als homo heeft bedoeld, maar ik heb al aangegeven dat de meeste zogenaamde kenmerken van homofilie uit de wetmatigheden van het pulpverhaal verklaard kunnen worden.
Interessant is de vraag of de lezers hem als een homo zagen. Dat deden ze waarschijnlijk niet. In dat geval zou de reeks namelijk niet zo’n langdurig succes geweest zijn. Homofobie en neerzien op vrouwelijke trekken waren wijd verbreide normen in de cultuur van die tijd; dat paste niet bij de helden van een pulpverhaal.
Tenslotte: stel je eens voor dat Brand een homo-erotische relatie had gehad. Dan zou dat toch een relatie met zijn beste vriend Raffles moeten zijn geweest. En het is ondenkbaar dat de Grote Avonturier, het voorbeeld van mannelijke dapperheid, in de ogen van het grote publiek van die tijd een homoseksueel geweest zou zijn.
Dick Berents