De gentleman-inbreker verdwijnt
We hebben in het vorige artikel vastgesteld dat er de eerste helft van de twintigste eeuw vrij wat literaire helden verschenen die op Arthur Raffles en ook op John Raffles leken. Niet al deze criminelen beantwoordden aan de meeste kenmerken van de gentleman-inbreker, maar een paar waren echte collega's van Lord Lister: the Mixer, Jimmie Dale, the Infallible Godahl, Romney Pringle, Lester Leith, Blackshirt, the Baron en Raffles Holmes. Anderen zaten er wel in de buurt: ze braken in en ze waren redelijk sympathiek zoals de Saint. Ook in de jaren vijftig en zestig verschenen er nieuwe delen over deze heren, met name over Blackshirt en the Baron en natuurlijk ook de heruitgaven en bewerkingen van de oude Lord Listers, maar de populariteit van het genre werd minder. Wat was na de oorlog het lot van de sympathieke criminelen?
De dief als held
Er doken nog wel nieuwe criminelen op als hoofdpersoon. Laten we eens een lijstje opstellen.
Donald Westlake (1933 - 2008) schreef onder het pseudoniem Richard Stark 24 romans over de beroepscrimineel Parker. In de boeken volgt de lezer een harde misdadiger die zich staande houdt in een harde wereld van criminelen. De eerste titel, The Hunter (1962), is drie keer verfilmd, de laatste keer onder de naam Payback met Mel Gibson in de hoofdrol. Sympathiek is deze egoïst beslist niet. Parker hoort niet bij de nazaten van Raffles, want hij was wel een dief maar zeker geen gentleman, omdat hij zijn tegenstanders keer op keer genadeloos mishandelde of doodde. Zes delen zijn vertaald en uitgegeven door Born en twee als Zwarte Beertjes.
Edward D. Hoch (1930 - 2008) was een bekende schrijver van detective fiction die enkele romans en meer dan 950 korte verhalen schreef. Zijn held Nick Velvet werkte alleen in opdracht en stal voor een vast bedrag (in de latere afleveringen 50.000 dollar) voorwerpen die schijnbaar geen waarde hadden, zoals een leeg verfblikje, de kam van een kale man of een bibliotheekboek dat niet was teruggebracht. Het mysterie van de meeste verhalen is het raadsel, waarom iemand wil dat zo’n object gestolen wordt. Een ander belangrijk element is de vraag, hoe een schijnbaar onmogelijke diefstal kan worden uitgevoerd. Nicks vaste vriendin Gloria zorgde voor commentaar. De verhalen verschenen vanaf 1966 in Ellery Queen's Mystery Magazine. Van de naoorlogse criminelen leek Velvet nog het meeste op een gentleman-inbreker, al was hij eigenlijk een gehuurde dief.
Lawrence Block (geboren 1938) schreef vanaf 1977 tien tamelijk ironische boeken over Bernie Rhodenbarr, een inbreker die vanaf het derde deel ook boekhandelaar was. Meestal ontdekte hij tijdens een inbraak dat er een misdaad was begaan, gewoonlijk een moord. Omdat hij dan zelf verdacht werd, was hij wel verplicht om de moord op te lossen. Titels begonnen meestal met de woorden The burglar ... , zoals The burglar in the closet en The burglar who thought he was Bogart. De inbreker die Spinoza las is in Nederland uitgebracht.
Is Rhodenbarr een heer? In het eerste deel, Burglars can't be choosers (1977), zegt een agent die Bernie bij een inbraak betrapt: “Als dat niet Bernard de zoon van mevrouw Rhodenbarr is! Doe je pistool maar weg, Loren. Bernie is een volmaakte gentleman.” Toch wordt hier met dat woord niet een aristocraat bedoeld, maar een man die zich netjes gedraagt. Bernie is een heel gewone jongen, die in de gevangenis heeft gezeten.
Aardige moordenaars
Dezelfde Block schreef een roman en enkele bundels korte verhalen over de huurmoordenaar John Paul Keller, die voor een bureau in White Plains werkte. De baas van dat moordbedrijf werd echter ook vermoord door zijn secretaresse omdat hij dement werd en dus een risico vormde. Keller had veel tijd om na te denken wat hij met zijn leven moest doen: hij nam een hond, hij verzamelde postzegels, hij begon een relatie. Je bent tenslotte niet de hele tijd bezig met het ombrengen van andere mensen. Voor de lezers werd Keller beschreven als een sympathieke hoofdpersoon waarmee je je kunt identificeren, maar hij was natuurlijk geen echte gentleman-inbreker.
Als we het toch over huurmoordenaars hebben: een heel populaire is Quarry, de schepping van Max Allan Collins (geboren 1948). Collins schreef detectiveverhalen, scenario's, stripverhalen en veel romans die naar films gemaakt werden. Recent werd hij nog iets bekender omdat van zijn stripverhaal Road to perdition een succesvolle film met Tom Hanks werd gemaakt.
Omdat Collins in de jaren zeventig zag dat de politie en de gevestigde orde niet populair waren, schiep hij een held die duidelijk verboden dingen deed door andere mensen te vermoorden, overigens in opdracht van zijn makelaar die de Broker werd genoemd. Aan het einde van het eerste deel werd de Broker gedood, maar in volgende delen regelde Quarry opdrachten met de lijst van deze makelaar. Hij benaderde mensen die door andere huurmoordenaars op de korrel werden genomen en bood aan, voor een redelijk bedrag de moord te verhinderen. Quarry was een heel gewone jongen, die door de Vietnamoorlog gewend was geraakt aan het doden van andere mensen en een deel van zijn scrupules verloren had. Aanvankelijk werd hij afgebeeld als een kille killer zoals Parker, de schepping van Donald Westlake, die door Collins werd gezien als een voorbeeld, maar langzamerhand werd hij een minder onsympathieke hoofdpersoon. In de loop van de serie ging hij met pensioen en kreeg hij een relatie en intussen deed hij ook een boel goede dingen. Vanaf 1976 zijn over Quarry tien boeken verschenen.
Een andere huurmoordenaar was Augustus Mandrell van Frank McAuliffe (1926 - 1986). De hoofdpersoon was een slimme en competente kosmopoliet die de eigenaar was van het bedrijf Mandrell Ltd. - in moorden. In drie bundels langere, geestig geschreven verhalen liet Mandrell mensen sterven, maar vaak manipuleerde hij de situatie zodanig dat een ander de moord uitvoerde. Hij intrigeerde, vermomde zich en verleidde vrouwen. Hoewel de boeken in de jaren zestig zijn geschreven, vonden de moorden gewoonlijk plaats in de jaren veertig toen de oorlog invloed had op de gebeurtenissen. Het terrein van de moorden is te vinden in verschillende werelddelen.
De laatste jaren is er nog een sympathieke moordenaar opgedoken: Dexter van Jeff Lindsay (geboren 1952). En hij is nog wel een seriemoordenaar, die wordt gedreven door duistere driften. Het is een hoogstandje van de auteur dat hij deze autistische killer toch zo aardig en menselijk heeft gemaakt. Natuurlijk vermoordt Dexter alleen mensen die het verdienen. Met veel humor worden zijn problemen beschreven in tot nu toe zes romans. Vier delen zijn in Nederland verschenen:
De linkerhand van God, Dexters donkere dromen, Dexter tast in het duister en
Dexter's sinistere schepping. De meeste mensen zullen hem alleen kennen van de televisieserie Dexter, die uitgaat van het eerste deel en daarna een andere weg heeft gekozen.
Een heel recente speler is Charlie Howard, de inbreker van Chris Ewan (geboren 1976). Charlie is zowel dief als romanschrijver. Hij kan worden ingehuurd om iets te stelen of om iemand voor te doen hoe je moet inbreken; hij gaat ook om met zijn literaire agent Victoria. Iedere keer vindt het avontuur plaats in een andere stad. Zo is er The good thief's guide to Amsterdam, The good thief's guide to Paris, to Vegas en to Venice. En natuurlijk blijft het niet bij een inbraak. Er doen zich problemen voor: altijd is er door iemand anders een misdaad gepleegd en meestal wordt er een lijk ontdekt. De vrolijke toon doet denken aan Lawrence Block, door wie Evans duidelijk geïnspireerd is. Wel een sympathieke inbreker dus, maar de jonge Charlie Howard is alweer niet precies ons idee van een gentleman.
Conclusie
Als we naar de vijf kenmerken van de gentleman-inbreker kijken, zijn er na de Tweede Wereldoorlog geen echte collega's van Raffles en Lord Lister bijgekomen. Sommige criminele helden specialiseerden zich in moord zoals Quarry en Keller en zij vielen dus buiten de boot. Anderen zoals Bernie Rhodenbarr en Charlie Howard deden wel aan diefstal en inbraak, maar ze behoorden niet tot de betere kringen. En enkele inbrekers zoals Parker waren bovendien niet eens sympathiek. Het lijkt of de markt voor inbrekende heren kleiner is geworden.
Voor het verdwijnen van de gentleman-inbreker zijn wel verklaringen te vinden. Doordat de samenleving iets democratischer geworden was, kwamen helden niet meer voornamelijk uit de betere kringen. Verschillen in welvaart en macht bestonden nog altijd, maar geboorte en cultuur, de kenmerken van de negentiende-eeuwse standenstaat, waren veel minder belangrijk geworden. De meeste auteurs waren Amerikaan en in de Verenigde Staten geloofde men - ten onrechte of terecht - aan gelijke kansen voor iedereen. Gewone jongens waren de norm geworden. Antihelden met een minder sympathiek karakter kwamen steeds meer voor.
Daarnaast was de levensstandaard in het vrije westen zozeer verbeterd, dat het niet meer nodig was om te stelen van de rijken en te geven aan de armen. De noodzaak voor liefdadigheid was ook minder geworden doordat de verzorgingsstaat steeds meer taken op zich had genomen. In de jaren zestig geloofde men dat de overheid alle ziekten van de samenleving kon genezen. De verzorgingsstaat en de ontwikkeling van de economie waren de oorzaak dat steeds minder weduwen van de honger dreigden om te komen en steeds minder blinde kinderen hoefden te bedelen. Welvaart had de gentleman-inbreker in de westelijke wereld overbodig gemaakt.
Nieuwe scheppingen na de Tweede Wereldoorlog waren wel criminelen die als held werden opgevoerd, maar ze waren geen inbrekers of geen gentlemen en vaak geen van beide. Wat overbleef is een breed veld van spannende verhalen die aandacht vroegen voor het standpunt en de belevenissen van de crimineel: van de vrijgelaten gevangene die nog één klus moet doen en de inbreker die in de problemen komt tot zelfs sympathieke huurmoordenaars en seriemoordenaars. Met de essentie van de gentleman-inbrekers hadden zij weinig meer te maken.
Af en toe doken Raffles (Arthur) en Templar (De Saint) nog op in andere media zoals de film en de televisie. Ook de rol van de pulpliteratuur werd veel kleiner in een samenleving waarin minder werd gelezen en waarin televisie en later internet en computerspelletjes belangrijke media voor het vermaak werden. De gentleman-inbreker van de pulpliteratuur lijkt daarmee praktisch verdwenen.
Dick Berents
De dief als held
Er doken nog wel nieuwe criminelen op als hoofdpersoon. Laten we eens een lijstje opstellen.
Donald Westlake (1933 - 2008) schreef onder het pseudoniem Richard Stark 24 romans over de beroepscrimineel Parker. In de boeken volgt de lezer een harde misdadiger die zich staande houdt in een harde wereld van criminelen. De eerste titel, The Hunter (1962), is drie keer verfilmd, de laatste keer onder de naam Payback met Mel Gibson in de hoofdrol. Sympathiek is deze egoïst beslist niet. Parker hoort niet bij de nazaten van Raffles, want hij was wel een dief maar zeker geen gentleman, omdat hij zijn tegenstanders keer op keer genadeloos mishandelde of doodde. Zes delen zijn vertaald en uitgegeven door Born en twee als Zwarte Beertjes.
Edward D. Hoch (1930 - 2008) was een bekende schrijver van detective fiction die enkele romans en meer dan 950 korte verhalen schreef. Zijn held Nick Velvet werkte alleen in opdracht en stal voor een vast bedrag (in de latere afleveringen 50.000 dollar) voorwerpen die schijnbaar geen waarde hadden, zoals een leeg verfblikje, de kam van een kale man of een bibliotheekboek dat niet was teruggebracht. Het mysterie van de meeste verhalen is het raadsel, waarom iemand wil dat zo’n object gestolen wordt. Een ander belangrijk element is de vraag, hoe een schijnbaar onmogelijke diefstal kan worden uitgevoerd. Nicks vaste vriendin Gloria zorgde voor commentaar. De verhalen verschenen vanaf 1966 in Ellery Queen's Mystery Magazine. Van de naoorlogse criminelen leek Velvet nog het meeste op een gentleman-inbreker, al was hij eigenlijk een gehuurde dief.
Lawrence Block (geboren 1938) schreef vanaf 1977 tien tamelijk ironische boeken over Bernie Rhodenbarr, een inbreker die vanaf het derde deel ook boekhandelaar was. Meestal ontdekte hij tijdens een inbraak dat er een misdaad was begaan, gewoonlijk een moord. Omdat hij dan zelf verdacht werd, was hij wel verplicht om de moord op te lossen. Titels begonnen meestal met de woorden The burglar ... , zoals The burglar in the closet en The burglar who thought he was Bogart. De inbreker die Spinoza las is in Nederland uitgebracht.
Is Rhodenbarr een heer? In het eerste deel, Burglars can't be choosers (1977), zegt een agent die Bernie bij een inbraak betrapt: “Als dat niet Bernard de zoon van mevrouw Rhodenbarr is! Doe je pistool maar weg, Loren. Bernie is een volmaakte gentleman.” Toch wordt hier met dat woord niet een aristocraat bedoeld, maar een man die zich netjes gedraagt. Bernie is een heel gewone jongen, die in de gevangenis heeft gezeten.
Aardige moordenaars
Dezelfde Block schreef een roman en enkele bundels korte verhalen over de huurmoordenaar John Paul Keller, die voor een bureau in White Plains werkte. De baas van dat moordbedrijf werd echter ook vermoord door zijn secretaresse omdat hij dement werd en dus een risico vormde. Keller had veel tijd om na te denken wat hij met zijn leven moest doen: hij nam een hond, hij verzamelde postzegels, hij begon een relatie. Je bent tenslotte niet de hele tijd bezig met het ombrengen van andere mensen. Voor de lezers werd Keller beschreven als een sympathieke hoofdpersoon waarmee je je kunt identificeren, maar hij was natuurlijk geen echte gentleman-inbreker.
Als we het toch over huurmoordenaars hebben: een heel populaire is Quarry, de schepping van Max Allan Collins (geboren 1948). Collins schreef detectiveverhalen, scenario's, stripverhalen en veel romans die naar films gemaakt werden. Recent werd hij nog iets bekender omdat van zijn stripverhaal Road to perdition een succesvolle film met Tom Hanks werd gemaakt.
Omdat Collins in de jaren zeventig zag dat de politie en de gevestigde orde niet populair waren, schiep hij een held die duidelijk verboden dingen deed door andere mensen te vermoorden, overigens in opdracht van zijn makelaar die de Broker werd genoemd. Aan het einde van het eerste deel werd de Broker gedood, maar in volgende delen regelde Quarry opdrachten met de lijst van deze makelaar. Hij benaderde mensen die door andere huurmoordenaars op de korrel werden genomen en bood aan, voor een redelijk bedrag de moord te verhinderen. Quarry was een heel gewone jongen, die door de Vietnamoorlog gewend was geraakt aan het doden van andere mensen en een deel van zijn scrupules verloren had. Aanvankelijk werd hij afgebeeld als een kille killer zoals Parker, de schepping van Donald Westlake, die door Collins werd gezien als een voorbeeld, maar langzamerhand werd hij een minder onsympathieke hoofdpersoon. In de loop van de serie ging hij met pensioen en kreeg hij een relatie en intussen deed hij ook een boel goede dingen. Vanaf 1976 zijn over Quarry tien boeken verschenen.
Een andere huurmoordenaar was Augustus Mandrell van Frank McAuliffe (1926 - 1986). De hoofdpersoon was een slimme en competente kosmopoliet die de eigenaar was van het bedrijf Mandrell Ltd. - in moorden. In drie bundels langere, geestig geschreven verhalen liet Mandrell mensen sterven, maar vaak manipuleerde hij de situatie zodanig dat een ander de moord uitvoerde. Hij intrigeerde, vermomde zich en verleidde vrouwen. Hoewel de boeken in de jaren zestig zijn geschreven, vonden de moorden gewoonlijk plaats in de jaren veertig toen de oorlog invloed had op de gebeurtenissen. Het terrein van de moorden is te vinden in verschillende werelddelen.
De laatste jaren is er nog een sympathieke moordenaar opgedoken: Dexter van Jeff Lindsay (geboren 1952). En hij is nog wel een seriemoordenaar, die wordt gedreven door duistere driften. Het is een hoogstandje van de auteur dat hij deze autistische killer toch zo aardig en menselijk heeft gemaakt. Natuurlijk vermoordt Dexter alleen mensen die het verdienen. Met veel humor worden zijn problemen beschreven in tot nu toe zes romans. Vier delen zijn in Nederland verschenen:
De linkerhand van God, Dexters donkere dromen, Dexter tast in het duister en
Dexter's sinistere schepping. De meeste mensen zullen hem alleen kennen van de televisieserie Dexter, die uitgaat van het eerste deel en daarna een andere weg heeft gekozen.
Een heel recente speler is Charlie Howard, de inbreker van Chris Ewan (geboren 1976). Charlie is zowel dief als romanschrijver. Hij kan worden ingehuurd om iets te stelen of om iemand voor te doen hoe je moet inbreken; hij gaat ook om met zijn literaire agent Victoria. Iedere keer vindt het avontuur plaats in een andere stad. Zo is er The good thief's guide to Amsterdam, The good thief's guide to Paris, to Vegas en to Venice. En natuurlijk blijft het niet bij een inbraak. Er doen zich problemen voor: altijd is er door iemand anders een misdaad gepleegd en meestal wordt er een lijk ontdekt. De vrolijke toon doet denken aan Lawrence Block, door wie Evans duidelijk geïnspireerd is. Wel een sympathieke inbreker dus, maar de jonge Charlie Howard is alweer niet precies ons idee van een gentleman.
Conclusie
Als we naar de vijf kenmerken van de gentleman-inbreker kijken, zijn er na de Tweede Wereldoorlog geen echte collega's van Raffles en Lord Lister bijgekomen. Sommige criminele helden specialiseerden zich in moord zoals Quarry en Keller en zij vielen dus buiten de boot. Anderen zoals Bernie Rhodenbarr en Charlie Howard deden wel aan diefstal en inbraak, maar ze behoorden niet tot de betere kringen. En enkele inbrekers zoals Parker waren bovendien niet eens sympathiek. Het lijkt of de markt voor inbrekende heren kleiner is geworden.
Voor het verdwijnen van de gentleman-inbreker zijn wel verklaringen te vinden. Doordat de samenleving iets democratischer geworden was, kwamen helden niet meer voornamelijk uit de betere kringen. Verschillen in welvaart en macht bestonden nog altijd, maar geboorte en cultuur, de kenmerken van de negentiende-eeuwse standenstaat, waren veel minder belangrijk geworden. De meeste auteurs waren Amerikaan en in de Verenigde Staten geloofde men - ten onrechte of terecht - aan gelijke kansen voor iedereen. Gewone jongens waren de norm geworden. Antihelden met een minder sympathiek karakter kwamen steeds meer voor.
Daarnaast was de levensstandaard in het vrije westen zozeer verbeterd, dat het niet meer nodig was om te stelen van de rijken en te geven aan de armen. De noodzaak voor liefdadigheid was ook minder geworden doordat de verzorgingsstaat steeds meer taken op zich had genomen. In de jaren zestig geloofde men dat de overheid alle ziekten van de samenleving kon genezen. De verzorgingsstaat en de ontwikkeling van de economie waren de oorzaak dat steeds minder weduwen van de honger dreigden om te komen en steeds minder blinde kinderen hoefden te bedelen. Welvaart had de gentleman-inbreker in de westelijke wereld overbodig gemaakt.
Nieuwe scheppingen na de Tweede Wereldoorlog waren wel criminelen die als held werden opgevoerd, maar ze waren geen inbrekers of geen gentlemen en vaak geen van beide. Wat overbleef is een breed veld van spannende verhalen die aandacht vroegen voor het standpunt en de belevenissen van de crimineel: van de vrijgelaten gevangene die nog één klus moet doen en de inbreker die in de problemen komt tot zelfs sympathieke huurmoordenaars en seriemoordenaars. Met de essentie van de gentleman-inbrekers hadden zij weinig meer te maken.
Af en toe doken Raffles (Arthur) en Templar (De Saint) nog op in andere media zoals de film en de televisie. Ook de rol van de pulpliteratuur werd veel kleiner in een samenleving waarin minder werd gelezen en waarin televisie en later internet en computerspelletjes belangrijke media voor het vermaak werden. De gentleman-inbreker van de pulpliteratuur lijkt daarmee praktisch verdwenen.
Dick Berents