Was Raffles een racist?
"De heer Silverstone was op het ogenblik waarop deze vertelling een aanvang neemt, een man van omstreeks vijftig jaar. Hij had kleine donkere ogen, die bijna geheel schuil gingen onder een paar borstelige wenkbrauwen, dik als knevels. Zijn wangen waren ingevallen en prijkten met een paar ouderwetse bakkebaarden. Silverstone was klein en mager en had de gewoonte binnenshuis een kalotje te dragen, hetwelk zijn uiterlijk schoon niet bepaald verhoogde. Sedert een tiental jaren was hij gehuwd met een knappe vrouw die in alles zijn tegendeel was. Zij was groot en slank, blond zoals Engelse vrouwen blond kunnen zijn met een paar mooie blauwe ogen. Zij moest minstens twintig jaar jonger zijn dan haar echtgenoot." (2378 - 1,2)
In het verhaal ‘Een middernachtelijk drama’ wordt de onsympathieke joodse bankier Samuel Silverstone beschreven. Het lijkt wel opzet: door het contrast met zijn mooie, ongelukkige vrouw ziet hij er nog lelijker uit. Het is alsof de auteur zijn lezers wil voorhouden dat zo’n mooie Engelse toch nooit het bezit van een jood mag zijn.
Men bracht Silverstone in verband met transacties "die blijkbaar het daglicht niet goed konden verdragen." Hij had een jonge uitvinder opgelicht en hij was dus een slecht mens. Het zou de rol van Raffles worden om de uitvinder te helpen, waarbij hij natuurlijk de bankier aanzienlijk armer maakte. Meermalen is er sprake van Silverstone’s kleine, donkere ogen. Het karakter van deze jood wordt ook geschetst: "Zijn gelaat vertoonde een uitdrukking van sluwheid en boosaardigheid." (2378 - 9) En: "De bankier wreef de vette handen over elkaar en grinnikte zacht voor zich heen."(2378 - 23)
Dat is wel een uiterst negatieve beschrijving van iemand van "het joodse ras", zoals men dat in de eerste helft van de twintigste eeuw noemde. Dat brengt ons op de vraag: Waren Felix Hageman en andere de auteurs van Lord Lister racistisch? Was Raffles zelf een racist?
De ideeën over rassen hebben zich ontwikkeld vanaf de achttiende eeuw. De botanicus Linnaeus was al bezig om niet alleen planten in te delen volgens uiterlijke kenmerken maar ook mensen. Hij en latere auteurs gebruikten daarbij als belangrijkste kenmerken de huidskleur, de lengte en de vorm van de schedel en de neus. Men kwam tot simpele indelingen zoals het witte, zwarte, rode en gele ras.
In de hedendaagse wetenschap heerst daarentegen de opvatting dat huidskleur maar één van de vele biologische kenmerken is om mensen in te delen, omdat er daarnaast allerlei andere genetische kenmerken zijn. Men weet dat er vele tussenvormen zijn en dat de afstamming een zeer complexe zaak is. De wetenschap is er niet in geslaagd, een enigszins dekkende indeling van de mensheid op basis van rassen te maken. Daardoor is het begrip ‘ras’ niet bijzonder functioneel om mensen in te delen.
Vanaf de negentiende eeuw verbonden schrijvers als Joseph-Arthur de Gobineau en Houston Stewart Chamberlain ook een waardeoordeel aan het ras waartoe iemand zou behoren. Dan spreken we van racisme. Racisten zochten en zoeken argumenten om de verschillen tussen de rassen een doorslaggevende betekenis te geven in het beoordelen van groepen mensen. Het racisme gaat ervan uit dat er een verband is tussen de geërfde lichamelijke kenmerken en de geestelijke, intellectuele en culturele eigenschappen van een ras. Sommige rassen waren inferieur en andere waren superieur. Het was geen toeval dat het eigen ras van de degene die aan het woord was, altijd een hogere waarde kreeg.
Zwart
Wat vonden Lord Lister en zijn schrijvers van de verschillende rassen? Over het zwarte of negride ras hadden de auteurs van de Listerreeks en hun personages duidelijke opvattingen. Op zijn best werden negers beschreven als een stereotype. In een Amerikaans avontuur komt bijvoorbeeld een trouwe, zwarte bediende met een brede grijns voor. Hij wordt doodgeschoten door de boeven. (2473 - 20, 31) Soms is de neger zelf lid van een misdadigersbende, zoals in de aflevering ‘De zwarte beul’, waarin een reusachtige zwarte man met ontbloot bovenlijf de opdracht krijgt om Raffles te onthoofden. "Wat de reus betreft die door Nicholson met de naam Black Devil was aangesproken, hij glimlachte zodat zijn grote witte tanden blikkerden, en wreef zijn reusachtige handen als iemand die zich over een aangenaam werkje dat hem te wachten staat, verheugt." (2547 - 26)
Professor Nicholson treedt ook op in de aflevering ‘De groene dood’ en heeft daarin twee negerbedienden. Net als in De zwarte beul zijn ze groot en sterk en hebben zij ondanks de Engelse kou een ontbloot bovenlijf. Ze hebben "roofdierkaken" en "kleine ogen". (2621 - 7) Ze moeten helpen om Raffles en Brand te doden. De onsympathieke Nicholson roept "Vooruit met hem, nikkers!" (2631 - 10) Ook hier grijnslachen de negers vaak. Als Raffles één van de mannen bewusteloos wil slaan met een tegel, lezen we "Op de kop van een neger is niets onbreekbaar". Toch lukt het om de man buiten westen te slaan: "Zelfs de harde schedel van deze man scheen toch niet bestand te zijn tegen de onzachte aanraking met een harde tegel." (2631 - 13, 14) Als de professor zelf de twee zwarte mannen uit de weg wil ruimen omdat hun aanwezigheid lastig is, redt Raffles hun leven. De neger die nog bij bewustzijn is, toont zich buitengewoon dankbaar en kust de voeten van de grote avonturier. Toch spreekt Raffles van "zwarte schurk". Elders heb ik uiteengezet dat de Nicholson in dit verhaal niet de leider van het genootschap van de Gouden Sleutel is en dat het verhaal mogelijk niet door Hageman is geschreven.
Samengevat kan men zeggen dat de zwarte personages worden afgeschilderd als groot, sterk, grijnslachend en eenvoudig van geest.
De negers in Afrika worden in nog sterkere mate als primitief afgeschilderd. Als Raffles in de aflevering ‘De geheimen van Afrika’ naar het zuiden vliegt, vraagt Henderson "Zijn wij al boven de Bosnegers, de Hottentotten, de kaffers of hoe dat zwarte volkje verder mag heten, mylord?" (2519 - 15) Afrikanen hebben uitgerekte oorlellen en dragen een botje door hun neus. Ze zijn natuurlijk bijzonder onder de indruk van de vliegmachine, de "grote vogel". Vijandig zijn ze niet, eerder gastvrij. Om hun medewerking te krijgen, geven de reizigers ze nota bene spiegeltjes en kralen. (2519 - 17)
In een van de oudste Lord Listers (30, ook 2583) lezen we hoe een Antwerps bedrijf grond in Afrika verkoopt aan Europese kolonisten. De landverhuizers worden dan door de negers gedood en het doortrapte bedrijf kan de grond opnieuw verkopen. Men heeft onder meer de doelstelling om in Afrika de beschaving te brengen. Het zal niemand verbazen dat Europeanen hun eigen cultuur als ‘hoger’en normgevend beschouwden.
Racistisch is dit alles volgens de normen van onze tijd zeker. Toch is Raffles niet vijandig tegenover het zwarte ras. Zo is er het geval van het zwarte slavinnetje Aïda, dat van Raffles voorrang krijgt bij de evacuatie van een eiland. De racistische blanke miljonair Moore wordt boos: "Hij durft dus een kleurlinge, hij durft die bruine meid, die negerin, boven mij te stellen." De lord laat zich niet intimideren. "Al was zij tienmaal zwarter, zij is een vrouw, en daarom heeft zij nu de voorrang." (2819 - 23)
Raffles is ook negatief over de Ku Klux Klan, de organisatie in de Verenigde Staten die na de burgeroorlog door veteranen uit het zuiden was opgericht om de zwarte bevolking te onderdrukken en de noorderlingen angst in de boezemen. Het was in de Lord Listers een bende misdadigers en een onderdeel van het genootschap van de Gouden Sleutel. In ‘De hand van het noodlot’ (2541) wordt overigens met geen woord gesproken over de racistische uitgangspunten van dit geheime genootschap, maar wordt het een veemgericht genoemd, dus een geheime rechtbank met zelfbenoemde rechters. Ik heb de indruk dat deze organisatie eerder wordt opgevoerd omdat het een spannend geheim genootschap is dan omdat de auteur het racisme ervan afkeurt.
Geel
Het ras van de ‘roodhuiden’, de indianen, speelt in de verhalen nauwelijks een rol. Het bestaat in de echte wereld trouwens niet als apart ras, want het behoort tot het mongolide ras. Indianen zijn afkomstig uit noordoost Azië en hebben met de Chinezen en Japanners de oogplooi gemeenschappelijk.
Ook het mongolide hoofdras kwam er niet goed af. "Ik wil echt geen kwaad van de Japanners en de Chinezen zeggen, maar hun mateloze eerzucht en grenzeloze overtuigdheid van hun eigen superioriteit die soms aan het belachelijke grenst, leveren een groot gevaar op voor het blanke ras," zei Raffles. (2734 - 6) Hij zelf was natuurlijk overtuigd van de onmiskenbare superioriteit van zijn eigen ras. In de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin de Japanse expansie en het Chinese verzet tegen kolonialisme zo duidelijk naar voren kwamen, was de angst voor het gele gevaar een belangrijk element in het racisme.
Japanners worden vooral als heerszuchtige veroveraars afgeschilderd. Als belangrijke kenmerken van Chinezen noemden de afleveringen van de reeks een lelijk uiterlijk en geldzucht. Henderson spreekt van een "vervloekte gele apentronie". (2761 - 14) "Maar deze bleek een echte zoon van het Hemelse Rijk te zijn, want enige dollarbiljetten maakten hem zo week als boter."(2463 - 25) In een andere aflevering vermomt Raffles zich als Chinees en paste hij zijn gedrag aan: "zijn handen wrijvend zoals hij het de Chinees had zien doen." (2470 - 31)
In een Amerikaanse of een Europese omgeving worden Chinezen gewoonlijk gekoppeld aan opiumgebruik en opiumkitten. Bendeleiders zoals professor Nicholson en professor Shirley zoeken er hun toevlucht. "Een dergelijk hol was de opiumkit van Li-Wang, die al weinig beter scheen te zijn dan zijn voorganger Wai-Pong. Hij was een man van een jaar of vijftig, met een gluiperige trek op zijn geel apengezicht, steeds buigend en glimlachend en handenwrijvend, steeds met een gekromde rug en schuins loenzende ogen." (2463 - 17) Het zijn wel erg simpele, zelfbedachte namen. In de aflevering ‘Chinese ratten’ heet de eigenaar van de opiumkit overigens niet Li-Wang maar Wong Li.
Verder zijn Chinezen wreed. "Al dikwijls heb ik in de weinige vrije tijd, die een druk en welgevuld leven mij laat, gelezen over een kunst, waarin jij en je landgenoten uitmunten, die van de pijniging van het menselijk lichaam. Daarin hebben de Chinezen het tot een wonderlijke hoogte gebracht." Wong Li wil vreemd genoeg iemands benen insmeren met reuzel en daar dan ratten op loslaten. (2601 - 22, 23) Ook in de afleveringen ‘De priesteres van de dood’, ‘Een duivelse marteling’ en ‘De Chinese marteltuin’ (2603, 2880 en 2882) komt deze voorliefde voor folteren naar voren. Het beeld is duidelijk: Chinezen zijn wreed en lelijk en begerig naar geld; vreemd genoeg lopen zij net als joden en negers in hun handen te wrijven.
Raffles zelf toont zich een racist als hij de Chinezen bestempelt als "gele duivels". (2734 - 31) en hij herhaalt het elders: "Hier, gele duivel."(2601 - 17)
Wit
In hun eigen land werden de Engelsen zoals Raffles en zijn vrienden natuurlijk veel meer met subrassen van het blanke hoofdras geconfronteerd. Dat geldt ook voor de Nederlanders die in de werkelijkheid de afleveringen schreven en lazen: zij zagen naast een enkele pindachinees vooral blanke minderheden. Omdat de zuiverheid van ras in Europa hoogst twijfelachtig is, kunnen we beter spreken van verschillende volken.
Een voorbeeld zijn de zigeuners, zoals de Roma of Sinti toen gewoonlijk genoemd werden. Het is een volk met een gemeenschappelijke taal en cultuur, dat verspreid over verschillende landen wordt aan getroffen. Ze worden traditioneel in verband gebracht met het stelen van kinderen. De samenleving is altijd gevoelig voor het leed dat aan kinderen wordt toegebracht en daarom werden groepen van zondebokken zoals heksen, joden en communisten ook vaak beschuldigd van het stelen van kinderen. In ‘Het valse litteken’ (2461) blijkt dat ook de auteur van de Lord Listers dat verband legt, want daar hebben de zigeuners een meisje gestolen. Zigeuners hebben volgens deze aflevering een donkere huid en zwart haar en spreken een mengsel van Hongaars en Roemeens.
Veel meer zichtbaar waren de joden. Ook hier is men geneigd om in stereotypen te denken. Een voorbeeld is de bankier of ondernemer die rijk geworden is ten koste van anderen. Ik gaf al de beschrijving van de rijke joodse bankier Samuel Silverstone. Niet veel anders is de bankier Salomon Lewenstein. Het is wel illustratief om hier het verhaal ‘De ivoren dolk’ (2312) na te vertellen.
Salomon Lewenstein uit Oxford Street komt inspecteur Baxter vertellen dat er in zijn huis een moord is gepleegd. Zijn kassier Claypool ligt dood voor de brandkast en de inhoud daarvan is weggehaald. In de borst van het lijk steekt een antieke dolk met de letters ‘J.R.’. De domme Baxter denkt natuurlijk dat John Raffles het heeft gedaan en zijn initialen in de dolk heeft gekerfd.
Lord Lister, Raffles zelf dus, vermomt zich als een dronken zwerver en overvalt Baxter. Hij steelt de dolk om deze te bestuderen. ‘J.R.’ betekent Jacobus Rex, dus koning James.
Vermomd als Lord Aberdeen houdt Raffles een gesprek met Lewenstein. Deze kijkt schuw: "De donkere ogen van Raffles boorden zich in die van de bankier, die zijn blik schichtig afwendde." (2312 - 17) Aberdeen belooft de bankier, de zaak te onderzoeken. Hij bekijkt zorgvuldig alle sporen en ondervraagt de mensen in het huis.
Lewenstein heeft ook een verre achternicht, de mooie jonge Alice Gray, van wie hij het fortuin beheert. Raffles concludeert dat de kassier van plan was om de kluis leeg te halen. Hij probeerde ook Alice te ontvoeren. Toen hij haar wilde beetpakken, struikelde hij en viel in de dolk die zij toevallig in de hand had. Waar Silverstone een jonge uitvinder had bezwendeld, heeft Lewenstein zijn eigen kluis leeggehaald om ‘het fortuin zijner pupil te stelen’.
Er zijn meer dergelijke stereotype rijke joden. De juwelier Nathan Goldfish (2862, in oudere drukken Goldtisch) heeft ook de gebruikelijke borstelige wenkbrauwen en toegeknepen ogen. Hij verruilt een echt parelsnoer voor een vals om zijn minnaressen op te lichten.
Ook in de middenklasse worden stereotypen van joden beschreven. De jood Isaac Bernstein heeft zijn uiterlijk niet mee: en klein mannetje met een grote kromme neus en twee schitterende zwarte oogjes. Het eerste dat hij vraagt, is: "Kan ik zaken met u doen?’ (2471 - 9) De winkelier Nathan heeft eveneens kleine, zwarte, glinsterende ogen. (2790 - 3,4) Van hen wordt overigens verder niets negatiefs gezegd. Raffles besteelt de rijken, niet de winkeliers, en dus moeten de rijken slecht zijn. Rijke joden zijn meer onsympathiek omdat ze rijk zijn dan omdat ze joods zijn.
Waar racisme geconstateerd wordt, kan nationalisme niet ver weg zijn. Hoe dachten Raffles en zijn tijdgenoten over andere Europese volken?
Alles uit Midden- of Oost-Europa is impopulair. Als Raffles een inbraak pleegt bij een mooie vrouw en daarbij wordt betrapt, stelt hij haar aan de kaak als een bedriegster. Het deeltje heet ‘De Portugese verleidster’. Hij eist dat ze het land verlaat: "Ik wil niet dat u mijn landgenoten tot ezels maakt. Wilt u een Rus uitzoeken, wat mij betreft een Roemeniër, een Tsjech, een Slovak, een Slavoniër, een Serviër, een Bulgaar, een Oekraniër, een Litauer of een ander lid van de Slavische stam, dan heb ik daar niets tegen. Ik ga zelfs verder en beloof u, dat ik u niets in de weg zal leggen, als u een Duitser of een Oostenrijker uitplundert, want dat is eigenlijk niet meer dan natuurlijk. Maar geen Engelsman of andere West-Europeaan, of ik word kwaad en het is nooit goed om John Raffles als vijand te hebben." (2624 - 17)
Over de Duitsers was Raffles het meest negatief. Over de financier Joseph Goldmann zegt hij: "Hij is van Duitse afkomst, maar dat neem ik hem natuurlijk niet zo heel erg kwalijk, daar kan hij niets aan doen, maar wel dat hij de laatste ‘n’van zijn naam heeft laten vervallen en zich voor een rasechte Amerikaan wil uitgeven." (2826 - 2)
Van West-Europese volken gebruikt de auteur weer stereotypen. De Fransen hebben donker haar en een gebruinde huid. Ze zijn lichtzinnig en levendig en zijn geobsedeerd door het andere geslacht. "Als alle Fransen was de markies volleerd in de omgang met vrouwen." (2472 - 20; zie ook 2549, 2886) Italianen hebben die kenmerken in nog sterkere mate: donker haar, donkere ogen en een gebruinde teint. Ze zijn bovendien in het bezit van een zwart snorretje. Het valt overigens op dat ze in het Amerikaanse bendewezen nauwelijks aanwezig zijn. Terwijl in werkelijkheid de beroemde bendes in het begin van de negentiende eeuw zoals de Zwarte Hand en de Genna, voornamelijk uit Italianen bestonden, zijn de leden van het Kwade Oog in onze serie vooral Amerikanen met Angelsaksische en zelfs Noord-Europese namen zoals Irwin Osdrup of Sven Borne.
En de Engelsen zelf? Koel en afgemeten en flegmatiek, is het slechtste dat men van hen kan zeggen. (2478, 2886)
Conclusie
Bij elkaar zien we dus in de ongeveer zeshonderd afleveringen zoveel negatieve opmerkingen over verschillende rassen en volken, dat we terecht over racisme kunnen spreken. Dat is jammer bij een reeks die zoveel leesplezier aan zoveel mensen heeft gebracht. Chinezen zijn lelijk en wreed, negers grijnzen dom, joden zijn schichtig en hebzuchtig en in Oost-Europa willen ze ook al niet deugen. Het is alsof de auteurs zichzelf en hun publiek willen geruststellen dat de West-Europeanen knap en aardig en intelligent en vrijgevig zijn. Maar hoe diep zat dat racisme?
In de eerste plaats moet men zich realiseren dat in die tijd bijna iedereen min of meer racistisch was. De hele samenleving was doortrokken van vooroordelen tegen groepen mensen. Veel auteurs, met name de schrijvers van populaire literatuur, maakten gebruik van stereotypen over rassen en volken. Dat is natuurlijk geen excuus, zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw, een periode waarin het racisme tot de meest verschrikkelijke gevolgen heeft geleid. Het betekent wel dat we Hageman en zijn collega’s niet tot de racisten bij uitstek kunnen bestempelen.
Het racisme in de Lord Lister reeks komt voor een gedeelte voort uit luiheid. In plaats van moeite te investeren in het beschrijven van een individu, grijpt de schrijver terug op bekende beelden van volken en rassen, zoals hij ook in zijn taal graag een cliché gebruikt. Het publiek neemt hem dat niet kwalijk. Het werkt eraan mee, omdat het dan niet hoeft na te denken. Het heeft aan een paar woorden genoeg. Lezer en schrijver hebben een stilzwijgende afspraak: als er in het verhaal een jood optreedt, dan neemt de lezer automatisch aan dat hij schichtige ogen en een kromme neus heeft. Deze samenzwering van het gemak zien we ook in andere onderwerpen: de domme neger is niet uitzonderlijker dan de dikke directeur in een pak met vest die in een dure auto rijdt of de arme, hardwerkende weduwe.
Maar waarom waren die beelden van vreemdelingen dan zo negatief? Voor de verhalen over de Grote Onbekende was het noodzakelijk dat er schurken en onsympathieke uitbuiters werden beschreven. Door de reizen van Raffles waren dat vaak buitenlanders, voor de variatie werden er ook in Engeland vreemdelingen en mensen uit minderheden in de verhalen opgenomen. Het merendeel van de boeven had echter Angelsaksische namen. Ook de onsympathieke rijkelui die door de meesterdief werden bestolen, waren gewoonlijk Engelsen of Amerikanen. Haat tegen vreemdelingen of minderheden spreekt hier zeker niet uit. Het racisme van de auteur zat niet erg diep.
En Raffles zelf? Hij maakte een enkele keer een denigrerende opmerking, maar bijvoorbeeld minder vaak dan zijn chauffeur. Henderson werd dan ook beschreven als minder slim en zijn xenofobie zag de schrijver niet als een hoogstaande eigenschap.
Raffles redde negers en leden van andere minderheidsgroepen van levensbedreigende situaties, hij kwam vooral op voor gekleurde vrouwen. Indiase prinsessen maar ook Arabische vrouwen en zwarte meisjes werden door hem gered van de dood. De vrouwen werden zelfs verliefd op hem; was dat omdat het lezerspubliek de aantrekkelijkheid van bruine jonge vrouwen had ontdekt? Raffles kon weliswaar niet op hun liefde ingaan, maar hij behandelde ze op de meest ridderlijke manier. Daaruit spreekt zeker geen racisme.
Raffles gedroeg zich dus positiever tegenover andere rassen en volken dan de auteur; de schepping was minder racistisch dan de schepper.
Dick Berents
In het verhaal ‘Een middernachtelijk drama’ wordt de onsympathieke joodse bankier Samuel Silverstone beschreven. Het lijkt wel opzet: door het contrast met zijn mooie, ongelukkige vrouw ziet hij er nog lelijker uit. Het is alsof de auteur zijn lezers wil voorhouden dat zo’n mooie Engelse toch nooit het bezit van een jood mag zijn.
Men bracht Silverstone in verband met transacties "die blijkbaar het daglicht niet goed konden verdragen." Hij had een jonge uitvinder opgelicht en hij was dus een slecht mens. Het zou de rol van Raffles worden om de uitvinder te helpen, waarbij hij natuurlijk de bankier aanzienlijk armer maakte. Meermalen is er sprake van Silverstone’s kleine, donkere ogen. Het karakter van deze jood wordt ook geschetst: "Zijn gelaat vertoonde een uitdrukking van sluwheid en boosaardigheid." (2378 - 9) En: "De bankier wreef de vette handen over elkaar en grinnikte zacht voor zich heen."(2378 - 23)
Dat is wel een uiterst negatieve beschrijving van iemand van "het joodse ras", zoals men dat in de eerste helft van de twintigste eeuw noemde. Dat brengt ons op de vraag: Waren Felix Hageman en andere de auteurs van Lord Lister racistisch? Was Raffles zelf een racist?
De ideeën over rassen hebben zich ontwikkeld vanaf de achttiende eeuw. De botanicus Linnaeus was al bezig om niet alleen planten in te delen volgens uiterlijke kenmerken maar ook mensen. Hij en latere auteurs gebruikten daarbij als belangrijkste kenmerken de huidskleur, de lengte en de vorm van de schedel en de neus. Men kwam tot simpele indelingen zoals het witte, zwarte, rode en gele ras.
In de hedendaagse wetenschap heerst daarentegen de opvatting dat huidskleur maar één van de vele biologische kenmerken is om mensen in te delen, omdat er daarnaast allerlei andere genetische kenmerken zijn. Men weet dat er vele tussenvormen zijn en dat de afstamming een zeer complexe zaak is. De wetenschap is er niet in geslaagd, een enigszins dekkende indeling van de mensheid op basis van rassen te maken. Daardoor is het begrip ‘ras’ niet bijzonder functioneel om mensen in te delen.
Vanaf de negentiende eeuw verbonden schrijvers als Joseph-Arthur de Gobineau en Houston Stewart Chamberlain ook een waardeoordeel aan het ras waartoe iemand zou behoren. Dan spreken we van racisme. Racisten zochten en zoeken argumenten om de verschillen tussen de rassen een doorslaggevende betekenis te geven in het beoordelen van groepen mensen. Het racisme gaat ervan uit dat er een verband is tussen de geërfde lichamelijke kenmerken en de geestelijke, intellectuele en culturele eigenschappen van een ras. Sommige rassen waren inferieur en andere waren superieur. Het was geen toeval dat het eigen ras van de degene die aan het woord was, altijd een hogere waarde kreeg.
Zwart
Wat vonden Lord Lister en zijn schrijvers van de verschillende rassen? Over het zwarte of negride ras hadden de auteurs van de Listerreeks en hun personages duidelijke opvattingen. Op zijn best werden negers beschreven als een stereotype. In een Amerikaans avontuur komt bijvoorbeeld een trouwe, zwarte bediende met een brede grijns voor. Hij wordt doodgeschoten door de boeven. (2473 - 20, 31) Soms is de neger zelf lid van een misdadigersbende, zoals in de aflevering ‘De zwarte beul’, waarin een reusachtige zwarte man met ontbloot bovenlijf de opdracht krijgt om Raffles te onthoofden. "Wat de reus betreft die door Nicholson met de naam Black Devil was aangesproken, hij glimlachte zodat zijn grote witte tanden blikkerden, en wreef zijn reusachtige handen als iemand die zich over een aangenaam werkje dat hem te wachten staat, verheugt." (2547 - 26)
Professor Nicholson treedt ook op in de aflevering ‘De groene dood’ en heeft daarin twee negerbedienden. Net als in De zwarte beul zijn ze groot en sterk en hebben zij ondanks de Engelse kou een ontbloot bovenlijf. Ze hebben "roofdierkaken" en "kleine ogen". (2621 - 7) Ze moeten helpen om Raffles en Brand te doden. De onsympathieke Nicholson roept "Vooruit met hem, nikkers!" (2631 - 10) Ook hier grijnslachen de negers vaak. Als Raffles één van de mannen bewusteloos wil slaan met een tegel, lezen we "Op de kop van een neger is niets onbreekbaar". Toch lukt het om de man buiten westen te slaan: "Zelfs de harde schedel van deze man scheen toch niet bestand te zijn tegen de onzachte aanraking met een harde tegel." (2631 - 13, 14) Als de professor zelf de twee zwarte mannen uit de weg wil ruimen omdat hun aanwezigheid lastig is, redt Raffles hun leven. De neger die nog bij bewustzijn is, toont zich buitengewoon dankbaar en kust de voeten van de grote avonturier. Toch spreekt Raffles van "zwarte schurk". Elders heb ik uiteengezet dat de Nicholson in dit verhaal niet de leider van het genootschap van de Gouden Sleutel is en dat het verhaal mogelijk niet door Hageman is geschreven.
Samengevat kan men zeggen dat de zwarte personages worden afgeschilderd als groot, sterk, grijnslachend en eenvoudig van geest.
De negers in Afrika worden in nog sterkere mate als primitief afgeschilderd. Als Raffles in de aflevering ‘De geheimen van Afrika’ naar het zuiden vliegt, vraagt Henderson "Zijn wij al boven de Bosnegers, de Hottentotten, de kaffers of hoe dat zwarte volkje verder mag heten, mylord?" (2519 - 15) Afrikanen hebben uitgerekte oorlellen en dragen een botje door hun neus. Ze zijn natuurlijk bijzonder onder de indruk van de vliegmachine, de "grote vogel". Vijandig zijn ze niet, eerder gastvrij. Om hun medewerking te krijgen, geven de reizigers ze nota bene spiegeltjes en kralen. (2519 - 17)
In een van de oudste Lord Listers (30, ook 2583) lezen we hoe een Antwerps bedrijf grond in Afrika verkoopt aan Europese kolonisten. De landverhuizers worden dan door de negers gedood en het doortrapte bedrijf kan de grond opnieuw verkopen. Men heeft onder meer de doelstelling om in Afrika de beschaving te brengen. Het zal niemand verbazen dat Europeanen hun eigen cultuur als ‘hoger’en normgevend beschouwden.
Racistisch is dit alles volgens de normen van onze tijd zeker. Toch is Raffles niet vijandig tegenover het zwarte ras. Zo is er het geval van het zwarte slavinnetje Aïda, dat van Raffles voorrang krijgt bij de evacuatie van een eiland. De racistische blanke miljonair Moore wordt boos: "Hij durft dus een kleurlinge, hij durft die bruine meid, die negerin, boven mij te stellen." De lord laat zich niet intimideren. "Al was zij tienmaal zwarter, zij is een vrouw, en daarom heeft zij nu de voorrang." (2819 - 23)
Raffles is ook negatief over de Ku Klux Klan, de organisatie in de Verenigde Staten die na de burgeroorlog door veteranen uit het zuiden was opgericht om de zwarte bevolking te onderdrukken en de noorderlingen angst in de boezemen. Het was in de Lord Listers een bende misdadigers en een onderdeel van het genootschap van de Gouden Sleutel. In ‘De hand van het noodlot’ (2541) wordt overigens met geen woord gesproken over de racistische uitgangspunten van dit geheime genootschap, maar wordt het een veemgericht genoemd, dus een geheime rechtbank met zelfbenoemde rechters. Ik heb de indruk dat deze organisatie eerder wordt opgevoerd omdat het een spannend geheim genootschap is dan omdat de auteur het racisme ervan afkeurt.
Geel
Het ras van de ‘roodhuiden’, de indianen, speelt in de verhalen nauwelijks een rol. Het bestaat in de echte wereld trouwens niet als apart ras, want het behoort tot het mongolide ras. Indianen zijn afkomstig uit noordoost Azië en hebben met de Chinezen en Japanners de oogplooi gemeenschappelijk.
Ook het mongolide hoofdras kwam er niet goed af. "Ik wil echt geen kwaad van de Japanners en de Chinezen zeggen, maar hun mateloze eerzucht en grenzeloze overtuigdheid van hun eigen superioriteit die soms aan het belachelijke grenst, leveren een groot gevaar op voor het blanke ras," zei Raffles. (2734 - 6) Hij zelf was natuurlijk overtuigd van de onmiskenbare superioriteit van zijn eigen ras. In de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin de Japanse expansie en het Chinese verzet tegen kolonialisme zo duidelijk naar voren kwamen, was de angst voor het gele gevaar een belangrijk element in het racisme.
Japanners worden vooral als heerszuchtige veroveraars afgeschilderd. Als belangrijke kenmerken van Chinezen noemden de afleveringen van de reeks een lelijk uiterlijk en geldzucht. Henderson spreekt van een "vervloekte gele apentronie". (2761 - 14) "Maar deze bleek een echte zoon van het Hemelse Rijk te zijn, want enige dollarbiljetten maakten hem zo week als boter."(2463 - 25) In een andere aflevering vermomt Raffles zich als Chinees en paste hij zijn gedrag aan: "zijn handen wrijvend zoals hij het de Chinees had zien doen." (2470 - 31)
In een Amerikaanse of een Europese omgeving worden Chinezen gewoonlijk gekoppeld aan opiumgebruik en opiumkitten. Bendeleiders zoals professor Nicholson en professor Shirley zoeken er hun toevlucht. "Een dergelijk hol was de opiumkit van Li-Wang, die al weinig beter scheen te zijn dan zijn voorganger Wai-Pong. Hij was een man van een jaar of vijftig, met een gluiperige trek op zijn geel apengezicht, steeds buigend en glimlachend en handenwrijvend, steeds met een gekromde rug en schuins loenzende ogen." (2463 - 17) Het zijn wel erg simpele, zelfbedachte namen. In de aflevering ‘Chinese ratten’ heet de eigenaar van de opiumkit overigens niet Li-Wang maar Wong Li.
Verder zijn Chinezen wreed. "Al dikwijls heb ik in de weinige vrije tijd, die een druk en welgevuld leven mij laat, gelezen over een kunst, waarin jij en je landgenoten uitmunten, die van de pijniging van het menselijk lichaam. Daarin hebben de Chinezen het tot een wonderlijke hoogte gebracht." Wong Li wil vreemd genoeg iemands benen insmeren met reuzel en daar dan ratten op loslaten. (2601 - 22, 23) Ook in de afleveringen ‘De priesteres van de dood’, ‘Een duivelse marteling’ en ‘De Chinese marteltuin’ (2603, 2880 en 2882) komt deze voorliefde voor folteren naar voren. Het beeld is duidelijk: Chinezen zijn wreed en lelijk en begerig naar geld; vreemd genoeg lopen zij net als joden en negers in hun handen te wrijven.
Raffles zelf toont zich een racist als hij de Chinezen bestempelt als "gele duivels". (2734 - 31) en hij herhaalt het elders: "Hier, gele duivel."(2601 - 17)
Wit
In hun eigen land werden de Engelsen zoals Raffles en zijn vrienden natuurlijk veel meer met subrassen van het blanke hoofdras geconfronteerd. Dat geldt ook voor de Nederlanders die in de werkelijkheid de afleveringen schreven en lazen: zij zagen naast een enkele pindachinees vooral blanke minderheden. Omdat de zuiverheid van ras in Europa hoogst twijfelachtig is, kunnen we beter spreken van verschillende volken.
Een voorbeeld zijn de zigeuners, zoals de Roma of Sinti toen gewoonlijk genoemd werden. Het is een volk met een gemeenschappelijke taal en cultuur, dat verspreid over verschillende landen wordt aan getroffen. Ze worden traditioneel in verband gebracht met het stelen van kinderen. De samenleving is altijd gevoelig voor het leed dat aan kinderen wordt toegebracht en daarom werden groepen van zondebokken zoals heksen, joden en communisten ook vaak beschuldigd van het stelen van kinderen. In ‘Het valse litteken’ (2461) blijkt dat ook de auteur van de Lord Listers dat verband legt, want daar hebben de zigeuners een meisje gestolen. Zigeuners hebben volgens deze aflevering een donkere huid en zwart haar en spreken een mengsel van Hongaars en Roemeens.
Veel meer zichtbaar waren de joden. Ook hier is men geneigd om in stereotypen te denken. Een voorbeeld is de bankier of ondernemer die rijk geworden is ten koste van anderen. Ik gaf al de beschrijving van de rijke joodse bankier Samuel Silverstone. Niet veel anders is de bankier Salomon Lewenstein. Het is wel illustratief om hier het verhaal ‘De ivoren dolk’ (2312) na te vertellen.
Salomon Lewenstein uit Oxford Street komt inspecteur Baxter vertellen dat er in zijn huis een moord is gepleegd. Zijn kassier Claypool ligt dood voor de brandkast en de inhoud daarvan is weggehaald. In de borst van het lijk steekt een antieke dolk met de letters ‘J.R.’. De domme Baxter denkt natuurlijk dat John Raffles het heeft gedaan en zijn initialen in de dolk heeft gekerfd.
Lord Lister, Raffles zelf dus, vermomt zich als een dronken zwerver en overvalt Baxter. Hij steelt de dolk om deze te bestuderen. ‘J.R.’ betekent Jacobus Rex, dus koning James.
Vermomd als Lord Aberdeen houdt Raffles een gesprek met Lewenstein. Deze kijkt schuw: "De donkere ogen van Raffles boorden zich in die van de bankier, die zijn blik schichtig afwendde." (2312 - 17) Aberdeen belooft de bankier, de zaak te onderzoeken. Hij bekijkt zorgvuldig alle sporen en ondervraagt de mensen in het huis.
Lewenstein heeft ook een verre achternicht, de mooie jonge Alice Gray, van wie hij het fortuin beheert. Raffles concludeert dat de kassier van plan was om de kluis leeg te halen. Hij probeerde ook Alice te ontvoeren. Toen hij haar wilde beetpakken, struikelde hij en viel in de dolk die zij toevallig in de hand had. Waar Silverstone een jonge uitvinder had bezwendeld, heeft Lewenstein zijn eigen kluis leeggehaald om ‘het fortuin zijner pupil te stelen’.
Er zijn meer dergelijke stereotype rijke joden. De juwelier Nathan Goldfish (2862, in oudere drukken Goldtisch) heeft ook de gebruikelijke borstelige wenkbrauwen en toegeknepen ogen. Hij verruilt een echt parelsnoer voor een vals om zijn minnaressen op te lichten.
Ook in de middenklasse worden stereotypen van joden beschreven. De jood Isaac Bernstein heeft zijn uiterlijk niet mee: en klein mannetje met een grote kromme neus en twee schitterende zwarte oogjes. Het eerste dat hij vraagt, is: "Kan ik zaken met u doen?’ (2471 - 9) De winkelier Nathan heeft eveneens kleine, zwarte, glinsterende ogen. (2790 - 3,4) Van hen wordt overigens verder niets negatiefs gezegd. Raffles besteelt de rijken, niet de winkeliers, en dus moeten de rijken slecht zijn. Rijke joden zijn meer onsympathiek omdat ze rijk zijn dan omdat ze joods zijn.
Waar racisme geconstateerd wordt, kan nationalisme niet ver weg zijn. Hoe dachten Raffles en zijn tijdgenoten over andere Europese volken?
Alles uit Midden- of Oost-Europa is impopulair. Als Raffles een inbraak pleegt bij een mooie vrouw en daarbij wordt betrapt, stelt hij haar aan de kaak als een bedriegster. Het deeltje heet ‘De Portugese verleidster’. Hij eist dat ze het land verlaat: "Ik wil niet dat u mijn landgenoten tot ezels maakt. Wilt u een Rus uitzoeken, wat mij betreft een Roemeniër, een Tsjech, een Slovak, een Slavoniër, een Serviër, een Bulgaar, een Oekraniër, een Litauer of een ander lid van de Slavische stam, dan heb ik daar niets tegen. Ik ga zelfs verder en beloof u, dat ik u niets in de weg zal leggen, als u een Duitser of een Oostenrijker uitplundert, want dat is eigenlijk niet meer dan natuurlijk. Maar geen Engelsman of andere West-Europeaan, of ik word kwaad en het is nooit goed om John Raffles als vijand te hebben." (2624 - 17)
Over de Duitsers was Raffles het meest negatief. Over de financier Joseph Goldmann zegt hij: "Hij is van Duitse afkomst, maar dat neem ik hem natuurlijk niet zo heel erg kwalijk, daar kan hij niets aan doen, maar wel dat hij de laatste ‘n’van zijn naam heeft laten vervallen en zich voor een rasechte Amerikaan wil uitgeven." (2826 - 2)
Van West-Europese volken gebruikt de auteur weer stereotypen. De Fransen hebben donker haar en een gebruinde huid. Ze zijn lichtzinnig en levendig en zijn geobsedeerd door het andere geslacht. "Als alle Fransen was de markies volleerd in de omgang met vrouwen." (2472 - 20; zie ook 2549, 2886) Italianen hebben die kenmerken in nog sterkere mate: donker haar, donkere ogen en een gebruinde teint. Ze zijn bovendien in het bezit van een zwart snorretje. Het valt overigens op dat ze in het Amerikaanse bendewezen nauwelijks aanwezig zijn. Terwijl in werkelijkheid de beroemde bendes in het begin van de negentiende eeuw zoals de Zwarte Hand en de Genna, voornamelijk uit Italianen bestonden, zijn de leden van het Kwade Oog in onze serie vooral Amerikanen met Angelsaksische en zelfs Noord-Europese namen zoals Irwin Osdrup of Sven Borne.
En de Engelsen zelf? Koel en afgemeten en flegmatiek, is het slechtste dat men van hen kan zeggen. (2478, 2886)
Conclusie
Bij elkaar zien we dus in de ongeveer zeshonderd afleveringen zoveel negatieve opmerkingen over verschillende rassen en volken, dat we terecht over racisme kunnen spreken. Dat is jammer bij een reeks die zoveel leesplezier aan zoveel mensen heeft gebracht. Chinezen zijn lelijk en wreed, negers grijnzen dom, joden zijn schichtig en hebzuchtig en in Oost-Europa willen ze ook al niet deugen. Het is alsof de auteurs zichzelf en hun publiek willen geruststellen dat de West-Europeanen knap en aardig en intelligent en vrijgevig zijn. Maar hoe diep zat dat racisme?
In de eerste plaats moet men zich realiseren dat in die tijd bijna iedereen min of meer racistisch was. De hele samenleving was doortrokken van vooroordelen tegen groepen mensen. Veel auteurs, met name de schrijvers van populaire literatuur, maakten gebruik van stereotypen over rassen en volken. Dat is natuurlijk geen excuus, zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw, een periode waarin het racisme tot de meest verschrikkelijke gevolgen heeft geleid. Het betekent wel dat we Hageman en zijn collega’s niet tot de racisten bij uitstek kunnen bestempelen.
Het racisme in de Lord Lister reeks komt voor een gedeelte voort uit luiheid. In plaats van moeite te investeren in het beschrijven van een individu, grijpt de schrijver terug op bekende beelden van volken en rassen, zoals hij ook in zijn taal graag een cliché gebruikt. Het publiek neemt hem dat niet kwalijk. Het werkt eraan mee, omdat het dan niet hoeft na te denken. Het heeft aan een paar woorden genoeg. Lezer en schrijver hebben een stilzwijgende afspraak: als er in het verhaal een jood optreedt, dan neemt de lezer automatisch aan dat hij schichtige ogen en een kromme neus heeft. Deze samenzwering van het gemak zien we ook in andere onderwerpen: de domme neger is niet uitzonderlijker dan de dikke directeur in een pak met vest die in een dure auto rijdt of de arme, hardwerkende weduwe.
Maar waarom waren die beelden van vreemdelingen dan zo negatief? Voor de verhalen over de Grote Onbekende was het noodzakelijk dat er schurken en onsympathieke uitbuiters werden beschreven. Door de reizen van Raffles waren dat vaak buitenlanders, voor de variatie werden er ook in Engeland vreemdelingen en mensen uit minderheden in de verhalen opgenomen. Het merendeel van de boeven had echter Angelsaksische namen. Ook de onsympathieke rijkelui die door de meesterdief werden bestolen, waren gewoonlijk Engelsen of Amerikanen. Haat tegen vreemdelingen of minderheden spreekt hier zeker niet uit. Het racisme van de auteur zat niet erg diep.
En Raffles zelf? Hij maakte een enkele keer een denigrerende opmerking, maar bijvoorbeeld minder vaak dan zijn chauffeur. Henderson werd dan ook beschreven als minder slim en zijn xenofobie zag de schrijver niet als een hoogstaande eigenschap.
Raffles redde negers en leden van andere minderheidsgroepen van levensbedreigende situaties, hij kwam vooral op voor gekleurde vrouwen. Indiase prinsessen maar ook Arabische vrouwen en zwarte meisjes werden door hem gered van de dood. De vrouwen werden zelfs verliefd op hem; was dat omdat het lezerspubliek de aantrekkelijkheid van bruine jonge vrouwen had ontdekt? Raffles kon weliswaar niet op hun liefde ingaan, maar hij behandelde ze op de meest ridderlijke manier. Daaruit spreekt zeker geen racisme.
Raffles gedroeg zich dus positiever tegenover andere rassen en volken dan de auteur; de schepping was minder racistisch dan de schepper.
Dick Berents