ADAM AT GEEN APPEL
De verhalen van het Oude Testament
historisch onderzocht
Wat staat er echt in de Bijbel en hoe zijn die verhalen daar terechtgekomen? In dit boek wordt dat uitgezocht voor iedereen die geïnteresseerd is in de wortels van de westerse, christelijke cultuur. Daarbij blijkt dat de godsdienst en de geschiedenis van het Joodse volk zich anders ontwikkelden dan men meestal denkt.
- De uittocht uit Egypte vond niet plaats.
- De Israëlieten veroverden niet het land Kanaän, want ze ontwikkelden zich binnen Kanaän.
- Het geloof van de Joden was polytheïstisch: ze vereerden de oppergod El en diverse lagere goden of Baäls. Jahweh of Jehova was ook een Baäl.
- Jahweh had een echtgenote die Asjera heette.
- Er was geen hemel voor de overledenen en geen hel.
- Er waren ook geen engelen en er was geen duivel.
Omstreeks 600 voor Christus probeerden priesters in Jeruzalem hun macht te vergroten door te verkondigen dat de Joden alleen Jahweh mochten vereren, maar ze erkenden het bestaan en de macht van de andere goden wel. Dat was dus nog steeds geen monotheïsme.
Deze priesters bewerkten mythen uit Mesopotamië en bestaande geschriften tot een geschiedenis van het Joodse volk, waarbij ze echter de sporen van het oude geloof niet voldoende wegpoetsten. De versies van de Bijbelboeken die wij hebben, zijn tussen 500 en 165 voor Christus tot stand gekomen. Ook toen nog vereerden de meeste Joden meer goden.
Veel verhalen die in het Oude Testament staan, werden in de westerse beschaving verkeerd uitgelegd, verkeerd doorverteld en verkeerd onthouden. Het Kaïnsteken bijvoorbeeld was geen straf, Jezabel of Izebel was geen overspelige vrouw en Lucifer was geen naam voor de duivel. En Adam at geen appel.
Het boek wordt uitgegeven door Uitgeverij Aspekt, http://www.uitgeverijaspekt.nl/index.php
- De uittocht uit Egypte vond niet plaats.
- De Israëlieten veroverden niet het land Kanaän, want ze ontwikkelden zich binnen Kanaän.
- Het geloof van de Joden was polytheïstisch: ze vereerden de oppergod El en diverse lagere goden of Baäls. Jahweh of Jehova was ook een Baäl.
- Jahweh had een echtgenote die Asjera heette.
- Er was geen hemel voor de overledenen en geen hel.
- Er waren ook geen engelen en er was geen duivel.
Omstreeks 600 voor Christus probeerden priesters in Jeruzalem hun macht te vergroten door te verkondigen dat de Joden alleen Jahweh mochten vereren, maar ze erkenden het bestaan en de macht van de andere goden wel. Dat was dus nog steeds geen monotheïsme.
Deze priesters bewerkten mythen uit Mesopotamië en bestaande geschriften tot een geschiedenis van het Joodse volk, waarbij ze echter de sporen van het oude geloof niet voldoende wegpoetsten. De versies van de Bijbelboeken die wij hebben, zijn tussen 500 en 165 voor Christus tot stand gekomen. Ook toen nog vereerden de meeste Joden meer goden.
Veel verhalen die in het Oude Testament staan, werden in de westerse beschaving verkeerd uitgelegd, verkeerd doorverteld en verkeerd onthouden. Het Kaïnsteken bijvoorbeeld was geen straf, Jezabel of Izebel was geen overspelige vrouw en Lucifer was geen naam voor de duivel. En Adam at geen appel.
Het boek wordt uitgegeven door Uitgeverij Aspekt, http://www.uitgeverijaspekt.nl/index.php